Islam als geëngageerde overgave

(Deze tekst van de feministische theologe Amina Wadud verscheen eerder in het engels op deze website en werd door de redactie van de zine-reeks “Jihad, strijd voor een betere wereld” in het Nederlands vertaald)

Wij moslims weten dat het concept ‘Islam’ het belangrijkste aspect is van hoe we onszelf begrijpen. Een Moslim of een Moslimma is iemand die zichzelf overgeeft aan Allah. Vaak vertalen we dit woord met ‘onderwerping’, maar de betekenis van het concept ‘Islam’ is nochtans pro-actief, spiritueel rijp en dynamisch. We zouden het beter vertalen als ‘geëngageerde overgave’.

Voor geëngageerde overgave is een actieve, bewuste deelname van ons hart nodig, een deelname aan onze sociale levens, onze familielevens, onze economische levens, onze levens in de gemeenschap, onze politieke levens… door een hart dat steeds open staat voor de wil van Allah en dat die wil van Allah op de eerste plaats zet. Wanneer we Islam met ‘onderwerping’ vertalen, dan lijkt er van een wil geen sprake meer, maar wie zich uit eigen wil onderwerpt aan de wil van Allah, engageert zich daarmee. Het is een actieve, zelf gekozen vorm van overgave.

Ook het baren van nieuw leven is een daad van geëngageerde overgave

Ik wil hierover praten vanuit het perspectief van een vrouw, beginnend met een belangrijk deel van het leven van een vrouw: nieuw leven baren. Een vrouw draagt haar kind negen maanden lang onder haar hart. Wat ze ook eet, het kind eet het ook. Ze let op haar gezondheid, want het is ook de gezondheid van haar kind. De frisse lucht die ze inademt, wordt de adem voor het kind. Als ze zorg draagt voor zichzelf, emotioneel en spiritueel, dan is dat voor het welzijn van het kind. Ze draagt het kind, negen maanden lang, en dit is een daad van overgave. Ze geeft zich over aan de wil van Allah. Dit is een wonderbaarlijke overgave. De moeder kan niet even een dagje rust nemen. Ze kan haar kind niet naast zich neerleggen op het bed en zeggen “Vandaag zal ik eventjes niet zwanger zijn.”

Wat nog belangrijker is, ze mag zich aan dat kind niet vastklampen wanneer die periode van negen maanden voorbij is. Ze moet ook haar kind overgeven aan de wil van Allah. Net zoals het de wil van Allah was dat ze het kind negen maanden bij zich droeg, moet ze zich nu engageren wanneer het tijd is om het kind te baren. Ze mag het niet langer bij zich houden. Als ze dat wel doet, dan zullen zij en het kind daar aan sterven. Ze moet zich engageren, het kind overgeven en zo de meest intieme band beëindigen.

Ook het baren is een daad van geëngageerde overgave. Iedere barenswee heeft zijn functie. De buik verstrakt, de baarmoeder opent zich, zodat het kind in de wereld kan komen. Als de vrouw zich tegen deze weeën verzet, zal de pijn niet alleen toenemen, het zal ook de baby remmen in zijn natuurlijke drang om te leven. Ze moet zich overgeven aan het baren. Ze moet zich concentreren en afleiding vermijden. Ze moet bewust denken aan Allah, aan het werk waar ze mee bezig is, dat is niets anders dan dhikr, het gedenken van Allah. Ze moet zich op zo’n manier overgeven aan de natuur van het baren dat het kind zonder problemen geboren kan worden.

De Erbarmende, de Barmhartige

Dit beeld van een vrouw die een kind maanden lang onder haar hart draagt om het dan over te geven aan de wereld, van haar bewuste medewerking aan het baren, tegen de pijn van de weeën in, dat alles is een mooi voorbeeld van geëngageerde overgave. Deze geëngageerde overgave weerspiegelt tegelijk ook Allah, die zichzelf in ieder hoofdstuk van de quran (op één na) definieert als “ArRahman ArRahim” (de Barmhartige, de Mededogende).

Hij is ArRahman. Hij is Barmhartigheid. Hij is Ultieme Genade. Zowel het woord “rahman” als het woord “rahim” komen van dezelfde wortel die “baarmoeder” betekent. Op die manier wil Allah ons prikkelen om onze geëngageerde overgave te begrijpen. Zoals Hij ons doet ontstaan in Zijn Geest, baart Hij ons ook in deze wereld.

Soms brengt de Rabubiyya van Allah, Zijn Zorgende, Voedende Liefde, ons ook dichter bij elkaar. Ons begrip hiervan wordt het best uitgedrukt door de ervaring van een vrouw, die negen maanden lang haar kind onder haar hart draagt, om het daarna te laten gaan.

In Soerah al-Sharḥ zegt Allah:

بسم الله الرحمن الرحيم

ألم نشرح لك صدرك

ووضعنا عنك وزرك

الذي أنقض ظهرك

ورفعنا لك ذكرك

فإن مع العسر يسرا

إن مع العسر يسرا

فإذا فرغت فانصب

وإلى ربك فارغب

In naam van God, de Barmhartige, de Erbarmer

Hebben wij jouw borst dan niet voor jou verruimd

en de zware last weggenomen

die op je rug woog?

En verhoogden wij jouw reputatie niet?

Dus zie, bij moeilijkheden komt er gemak.

Zie, bij iedere moeilijkheid komt er gemak.

Wanneer je het harde werk hebt gedaan

Wend dan je aandacht tot je Heer.”

(94:1-8)

 

“Hebben wij jouw hart dan niet versterkt en de zware last die op je woog verlicht/weggenomen? En hebben we jou niet doen opstaan in waardigheid? En zie, bij iedere hindernis komt er verlichting. Inderdaad, iedere moeilijkheid wordt gevolgd door gemak. Wanneer je je plicht hebt gedaan, blijf dan verder steven en keer je vol liefde tot de Zorgende Heer.”

God geeft ons een beeld van hetzelfde idee. We weten dat Allah nooit zomaar iets herhaalt. Herhalingen dienen om iets duidelijk te maken. “Inderdaad, iedere moeilijkheid wordt gevolgd door gemak.” Dit is een deel van de geëngageerde overgave in het dagelijks leven. Soms is dit moeilijk, soms gemakkelijk. Zo lang we op aarde zijn, zullen we de noodzaak voelen om ons te engageren, om ons over te geven. Allah garandeerde ons dat onze levens ten allen tijde geëngageerd zullen zijn in moeilijkheden en in gemak. De natuur van wie waarlijk Moslim is, is dat hij/zij zich steeds vol overgave engageert, of dat nu moeilijk is of makkelijk.

Bewust engagement

De woorden uit de Quran herinneren ons er ook aan dat we niet te snel tevreden moeten zijn als alles haast vanzelf gaat. We moeten ons steeds bewust blijven engageren en ons met open hart overgeven aan Allah. Op die manier wordt onze geëngageerde overgave een deel van ons dagelijks leven en gaan we het nooit vanzelfsprekend vinden dat alles maar zijn gangetje gaat. Wanneer we een overwinning behaald hebben in ons engagement, in onze strijd tegen apartheid, dan betekent dat nog niet dat de strijd voorbij is. De strijd blijft voor eeuwig verder gaan.

Ook het huwelijk is een belangrijk deel van het leven van een Moslim. De Profeet (vzmh) zei: “Het huwelijk is de helft van de religie.” Soms begrijpen we dit verkeerd. We denken dat we, als we maar getrouwd zijn, voor de rest niet veel moeten doen. Maar als het huwelijk echt de helft van de religie is, dan is het ook de helft van onze strijd om onszelf te engageren en over te geven aan Allah. Wanneer de moeilijkheden voorbij zijn, moeten we blijven streven. We blijven streven omdat onze Heer ons doel is, zoals we lezen in de Quran. Zolang we mensen zijn, blijven we steeds streven om een dieper inzicht te krijgen in het Goddelijke. Aangezien dit een voortdurend proces is en aangezien ons doel Allah is, zijn we hier nooit klaar mee.

Onze geëngageerde overgave blijft altijd en overal voortduren. We moeten leren om ons gezin en ons huwelijk te zien als deel daarvan. We moeten niet denken dat wanneer de nikah (huwelijksceremonie) eenmaal achter de rug is, dat die helft van onze religie dan definitief in orde is en we ons dus weer op onze jobs, onze zaken of ons politiek werk kunnen storten. We moeten in tegendeel voor onze families zorgen, ons gezinsleven zien als de helft van onze overgave en ons engagement. Ons gezinsleven is de helft van onze strijd om ons hier op aarde aan de wil van Allah over te geven.

Jouw partner – vrouw of man – is iedere dag een nieuwe persoon. Ook dat is een onderdeel van onze geëngageerde overgave. Als hij of zij iedere dag verandert, dan moet jij je engageren om haar of hem iedere dag opnieuw te leren kennen. Er is een graad van bewustzijn nodig om hem of haar met respect te behandelen. Soms denken we dat we steeds weten wat zij of hij zal zeggen of doen, soms luisteren we niet eens meer. Daardoor horen we haar of hem soms niet eens.

Overgave in het dagelijks leven

Geëngageerde overgave binnen het gezin, betekent ook dat we iedere dag opnieuw naar onze partner moeten komen in het besef dat ze zijn wie ze zijn: iedere dag iemand nieuw. Ook zij hebben hun Islam nog niet ten volle gerealiseerd. Ook zij proberen zich geëngageerd over te geven en wij moeten ze zo behandelen. We moeten niet veronderstellen dat ze vandaag hetzelfde zijn als morgen. Allah daagt hen namelijk ook uit tot engagement en overgave, stelt hen en hun Islam ook op de proef. Misschien lukt hen dat vandaag zelfs beter dan morgen.

Een belangrijk aspect van onze geëngageerde overgave in ons gezin, een aspect van deze helft van de religie, is dat we die relatie met onze partner iedere dag opnieuw benaderen met engagement, met overgave, met open hart en geest. Onze geest engageert zich om onze partner telkens opnieuw te accepteren en te respecteren als steeds veranderende persoon. Met een open hart kunnen we die persoon blijven liefhebben en ons engageren om die persoon de liefde en de zorg te geven die zij/hij nodig heeft. Allah zegt in Qur’an:

ومن آياته

أن خلق

لكم من أنفسكم

أزواجا

لتسكنوا إليها

وجعل بينكم

مودة ورحمة

“En bij Zijn tekens is

dat Hij geschapen heeft

voor jullie uit jullie midden

geliefden

zodat jullie rust zouden vinden.

En tussen jullie bracht Hij

tederheid en barmhartigheid.”

(30:21)

Daar hebben we die rahmah opnieuw. Rahmah wordt verondersteld één van de kenmerken te zijn van onze geëngageerde overgave in onze gezinslevens. We mogen de ander niet als iets vanzelfsprekends gaan beschouwen. We zouden moeten proberen om onze liefdevolle zorg steeds uit te breiden. Denk aan het beeld van de moeder – liefde is zowel bij zich dragen als loslaten. Ik moet de andere persoon niet opleggen hoe die zijn/haar leven moet leiden. Ikzelf, ook maar gewoon een mens, moet die persoon toelaten om zelf het leven te ervaren. Ik moet die persoon laten gaan, ook al zal die soms vallen. Het is precies hetzelfde als met mijn kinderen. Ik kan hun levens niet in hun plaats leven. Ik moet hen opvoeden, maar ik moet hen ook laten gaan zodat ze zich zelf, op hun manier, geëngageerd leren overgeven.

Leren luisteren, respecteren, liefhebben en verzorgen

We mogen nooit denken dat een huwelijk ons het recht geeft om baas te spelen over het leven van een andere persoon. Het huwelijk is de helft van de religie, het is de helft van ons bewust engagement als Moslims, van onze overgave aan de wil van Allah. Er is meer voor nodig dan een paar snelle bevelen aan het begin of het einde van de dag. We moeten leren luisteren en horen, respecteren en waarderen, liefhebben en verzorgen. We moeten ons engageren tot overgave, we moeten Moslim zijn.

Het is niet omdat we de ander onvoorwaardelijk willen accepteren, dat we geen fouten meer kunnen maken. We zullen sowieso dagelijks fouten maken en we vragen Allah om ons te vergeven zoals beloofd. Allah heeft de mogelijkheid om dat te doen. Evenzo is het voor ons mogelijk om als onderdeel van onze geëngageerde overgave, anderen te respecteren en te begrijpen dat ze, ook al maken ze vandaag misschien fouten, deze tekorten morgen misschien kunnen rechtzetten.

Ons huwelijk moet dus in teken staan van ons engagement tot overgave. We moeten er met heel ons bewustzijn en met volle overgave midden in staan. We weten dat het mogelijk is dat deze moeilijke taak op een succesvolle manier volbracht kan worden, dat het een vervolmaking van onze Islam kan worden.

Ik ben hier om jullie en mezelf te herinneren dat het de taak van iedere Moslim is om zich voortdurend te engageren tot overgave en dat we dat soms wel eens vergeten.

Moesten we – ooit – vergeten dat we bewust uitgenodigd zijn tot een geëngageerde overgave, weet dan dat Allah ons niet vergeet. Allah is er altijd voor ons, accepteert onze du’a (smeekbeden) altijd en aanvaardt iedere poging van ons om ons te engageren tot overgave aan Hem.

Het beslissend belang van basisgroepen

(Toespraak door priester en bevrijdingstheoloog Leonardo Boff voor een bijeenkomst van basisgemeenschappen in Brazilië. In het Nederlands vertaald en bewerkt door Herman Hendrickx van het Bijbelcollectief van Christenen voor het Socialisme)

De basisgroepen zijn vandaag de dag een nieuwe verschijningsvorm van het christendom op wereldschaap. Men vindt ze in alle werelddelen en in alle kerken. Volgens de laatste onderzoeken (in de jaren 1990) zin er ongeveer honderdduizend.Na de armoedebeweging in de dertiende eeuw en de Reformatie in de zestiende eeuw vormen zij ongetwijfeld het meest betekenisvolle verschijnsel in de geschiedenis van het christendom. De basisgroepen zijn van beslissend belang om te komen tot een ontmoeting van het christendom met de verschillende culturen en tot een alternatief voor de machtsuitoefening in de kerk.

Ontstaan van de basisgroepen

De basisgroepen ontstonden vanuit het samengaan van drie stromingen: het ontstaan van een gemeenschapsgeest, het opkomen van lekenbewegingen binnen het kerkinstituut, het ontstaan van een bevrijdingsbeweging.

Gemeenschapsgeest

De basisgroepen maken deel uit van een veel omvattender beweging die op zoek is naar meer gemeenschapsleven. De huidige samenleving is massaal geworden. Gemeenschapsbanden zijn opgelost, mensen zijn nummers geworden in een productie- en consumptieproces. Als weerstand daartegen ontstonden allerwegen basisgroepen, verbanden die als karakteristiek hebben dat zij mensen weer een gezicht geven, een eigen plek en een eigen naam. De basisgroepen ontsproten uit de menigte die de kerken vult. Kerken waarzij niets te vertellen hebben maar slechts consumenten zijn van de markt van symboolgoederen. In de basisgroepen hervinden deze gelovigen het charisma van de broederschap en een organisatievorm voor de christelijke gemeenschap.

Lekenbeweging

In de jaren zestig besloot de kerk van Latijns-Amerika een uitweg te zoeken uit de zware crisis van het priestertekort. Zij begon ruimte te geven aan de leken. Zij bevorderde het gemeenschappelijk lezen van de bijbel via een methode die revolutionair bleek te zijn. Over het algemeen ontstonden de basisgroepen doordat een of andere pastoor of religieuze begon te werken onder het volk. Daaruit groeide dan een groepje deelnemers aan de gemeenschappelijke bijbellezing. In het licht daarvan ontdekten zij een rol te kunnen spelen in de maatschappij. De nieuwe wijze van kerk-zijn ontstond dus op grond van het aloude kerkmodel.

Bevrijdingsbeweging

Een derde factor die leidde tot het ontstaan van basisgroepen is van sociale aard: de bevrijdingsbewegingen die eveneens dateren van de jaren zestig. In heel Latijns-Amerika gingen de armen zich toen organiseren in vakbonden, in politieke partijgroepen, in volksbewegingen en zelfs in guerillagroepen. De armen pikten niet langer hun armoede en hun onderdrukking in passiviteit. Christenen begonnen te begrijpen dat hun sociale bevrijding een onderdeel was van hun totale bevrijding door Jezus Christus. Zij begrepen dat zij binnen deze sociale beweging geen eigen plan hoefden uit te werken, maar dat het hun taak was zich erbij aan te sluiten. Zij deden dit wel op een kenmerkende manier omdat zij konden putten uit hun geloofsrijkdom.

Het kan niet ontkend worden dat er een historisch-culturele band bestaat tussen de kerkelijke macht en de heersende sociale machten. Met de basisgroepen is de sociale fundering van de kerk anders geworden. Als netwerk van gemeenten heeft de kerk de populaire sector aanvaard. De gemarginaliseerden moeten niet langer het object zijn voor acties van politiek populisme of van caritatieve pastoraal. Zij zijn dragers van eigen actie en van hun eigen sociale en religieuze bevrijdng.

Nieuw kerkmodel

Binnen de vier pijlers die elk kerkmodel schragen, zien wij vernieuwingen die door de basisgroepen zijn ingevoerd.

Woord

De leden van de gemeenschap maken zich het commentaar op en het nadenken over de bijbel eigen. Zo leren zij na te denken over levensproblemen door de confrontatie van woord en leven en zich daarmee te wenden tot de wereld.

Viering

De leden van de gemeenschap zijn zelf de uitvoerders van de sacramentele riten. Zij verstaan de kunst het leven te vieren. Zij tonen grote creativiteit in het bij de tijd brengen van traditionele vieringen zoals de kruisweg, waarin zij eigentijdse martelaren herdenken, de boetevieringen en de bedevaarten. Tegelijkertijd vinden zij nieuwe symbolen uit om de hoop te versterken en het Rijk Gods te ontdekken in de geschiedenis.

Ambtsuitoefening

Naast de officiële ambten ontstaan nieuwe taken en lekenambten, die uitgevoerd worden in groepjes zoals de catechesegroep, de liturgiegroep, de mensenrechtengroep, de bijbelgroep, de gespreksgroep met vakbonden, de groep voor strijd om de woningbouw, om de volksgezondheid, om de straatjeugd. Centraal staat de coördinatiegroep die de verschillende charisma’s en diensten respecteert en tot een geheel maakt. Voor elke taak worden de mensen door de gemeenschap gekozen en er is een directe deelname van allen.

Zending

De gemeenschappen passen zich aan aan wat er leeft onder het volk, in de vakbeweging, in de vrouwenorganisatie, in de partijpolitiek. De gemeenschappen richten ook eigen organisaties op en begeleiden deze in een echt zendingsbewustzijn.

In dialoog met verschillende culturen

De institutionele structuur van de kerk is Europees en Romeins. Zij is niet universeel en zij vloeit in haar huidige vorm zeker niet voort uit het evangelie. Het kerkinstituut zoals het nu organisatorisch in elkaar zit op juridisch, liturgisch en theologisch gebied en ook gevoelsmatig, is het resultaat van toevalligheden van de Europese geschiedenis, van de klassieke Romeinse cultuur, van het feodalisme, van het absolute koningschap, van de machtsstrijd tussen paus en koningen, van de interne religieuze polemieken tussen de kerken sinds de Reformatie en van al de ontwikkelingen in het Europese denken.

Wat hebben wij, mensen van Latijns-Amerika, daar eigenlijk mee te maken? Wat heeft de oorspronkelijke bevolking van het Andesgebergte of van Centraal-Amerika te maken met de decreten van het Concilie van Trente of van Vaticanum I en II?

Wij zijn de vrucht van de ontmoeting van verschillende volkeren en hebben daaruit langzamerhand een nieuwe cultuur opgebouwd. We hebben dan ook het recht om op onze eigen, nieuwe manier uitdrukking te geven aan ons geloof.

De basisgroepen tonen het ontstaansproces en de feitelijke haalbaarheid van een nieuwe christenheid in een volkse gestalte. Zij bevatten wel degelijk Romeinse elementen, maar evenzeer – in het geval van Latijns-Amerika – elementen van de indiaanse cultuur, van de cultuur van de zwarten, van de mestiezen en van de immigranten, en dat allemaal in een geheeld eigen en aparte context.

De verkondiging van het evangelie gebeurde vanuit een Europese culturele en politieke machtspositie. Als de kerk wil uitgroeien tot een wereldgemeenschap, dan moet zij afzien van een imperialistisch missie-begrip. Ingroei in de westers cultuur kan geen voorwaarde zijn om in de kerk aanvaard te worden.

Democratisering van het abmt

Wij zijn niet veroordeeld om tot aan het einde der tijden door te gaan met het Romeins type van kerkorganisatie: piramidaal, macho en alle macht exclusief binnenhoudend in één centrum. Aan de horizon wenkt een ander type, meer overeenkomstig de broederlijke geest van Jezus en meer aansluitend bij de democratische wil der volkeren.

De kerk is absoluut niet wat de ecclesiologie ons leert, namelijk klerikaal van opzet, een korps van priesters en apostelen die een gemeente sticht door woord en sacrament. In haar werkelijke definitie is de kerk een gemeenschap van gelovigen (communitas fidelium), de gemeenschap van hen die de roepstem van Jezus Christus beantwoorden.

De ambten hebben hun plaats in de gemeenschap en de gemeenschap is de plaats waaruit zij ontstaan. Zij zijn als het ware een verdubbeling van de gemeenschap zelf, die in haar geheel priesterlijk is. De gemeenschap is het eigenlijke sacrament.

Uit de evangelische traditie weten we dat de emeenschap voor zichzelf ambten schept en alle diensten die nodig zijn om trouw te zijn aan de boodschap van Jezus. Sommige ambten beantwoorden aan permanente behoeften zoals de prediking, de viering, het scheppen van samenhang tussen gelovigen en ambtsdragers. Andere zijn van voorbijgaande aard, maar daarom niet minder belangrijk, zoals zorg voor misdeelden, verdediging van de menselijke waardigheid, speciale projecten voor de straatjeugd, verkondiging onder gemarginaliseerde groepen (sexwerkers, drugverslaafden, thuislozen), bezieling van de gemeenschap via muziek, dichtkunst, theater, circus en video.

De traditionele gemeente hing bijna helemaal af van de priester. Waar hij ontbrak, stierf de kerk. In het perspectief van de kerk als gemeenschap, bekekent het ontbreken van een priester niet langer de ontbinding van de kerk. De gemeenschap zelf voorziet in het tekort.

Democratie is de wereldse naam voor het christelijk ideaal van broederschap. Dit ideaal bevat waarden zoals tolerantie, geweldloosheid, vernieuwing van de samenleving door middel van een open dialoog. Kortom broederschap en het bewustzijn van de kant van de burgers dat zij een gemeenschappelijke oorsprong delen, eenzelfde levensavontuur en eenzelfde gemeenschappelijke bestemming. Een democratie weet ervoor te zorgen dat eenieder sociaal en politiek zijn plaats heeft in de samenleving. Basisgroepen kunnen een voorbeeld zijn van deze democratische samenhang door de wijze waarop zij zich organiseren en zich naar binnen en naar buiten manifesteren.

Bekering van de institutionele kerk

In Brazilië zijn de basisgroepen erin geslaagd veel kerkelijke bedienaren te winnen voor hun zaak. De meerderheid van de bisschoppen kiest voor dit volksproject. Er werd een nieuw verbond uitgewerkt van belangrijke sectoren van de kerk met de volksmassa. Door haar “voorkeursoptie voor de armen” heeft ook de institutionele kerk erkend dat ze zij aan zij wil staan met de armen. De keuze voor de armen houdt een bekering in van de institutionele kerk door te breken met het klassieke koloniale en neokoloniale verbond met de heersende machten en ze houdt een erkenning in van de historische en evangelische kracht van de armen.

In Brazilië is de institutionele kerk voorstander van de basisgroepen en bevordert zij hun relatieve autonomie. Van hun kant verwelkomen de basisgroepen de bisschoppen en priesters in hun midden. Bisschoppen zijn eenvoudiger mensen geworden, die zich temidden van de basisgroepen leerlingen voelen van het evangelie en van de eenvoudige gelovigen. En de priesters zijn niet degenen die de heilige macht uitdragen, maar die de groepen ondersteunen en dienst doen als schakel tussen de verschillende gemeenten en de officiële kerk.

De spanning ligt over het algemeen niet tussen de institutionale kerk en de basisgroepen, maar tussen personen die de keuze voor de armen serieus nemen en anderen die blijven vasthouden aan het oude verbond van de kerk met de heersende macht.

Bevrijdingstheologie voor ons in Europa (deel 1)

(Fragmenten uit een dialoog met Eugen Drewerman. In het Nederlands uitgegeven in de bundel “Droom mij, God. Bijbelse thema’s met lastige politieke vragen“, uitg. Ten Have , Baarn, 1997)

De Luxe van de Wanhoop

Lieve Zusters en broeders, ik heb me afgevraagd waarom de bevrijdingstheologie uit Latijns-Amerika zo’n aantrekkingskracht uitoefent op ons in de Eerste Wereld. Waarom deze theologie eigenlijk de enige is die mij al vele jaren lang theologisch inspireert. Ik heb me afgevraagd hoe het komt dat plotseling van ver weg een heel ander licht op het evangelie valt, dat er een heel andere vrijheid zichtbaar wordt en er iets verschijnt dat hoop geeft aan ons die in zo’n grote leegte leven. Ik geloof dat onze spirituele situatie gelijk is aan de situatie die mij door een oude Indiaan in de Verenigde Staten als volgt werd beschreven: “Weet u, elke zomer weer komen veel jonge mensen van de universiteiten naar onze reservaten. Dat zijn allemaal arme weeskinderen in spirituele zin. Zij komen om naar wijsheid en inzicht te zoeken, naar iets waarop zij hun leven kunnen bouwen.” Ik geloof dat wij op een of andere manier allemaal tot deze spiritueel verweesde mensen behoren. Wij weten eigenlijk niet waar wij naartoe gaan. Wij weten niet wat ons draagt. Wij zijn onze eigen spirituele traditie kwijtgeraakt. En nog een andere stem, ditmaal uit Latijns-Amerika, over deze situatie in onze eigen wanhoop in Europa. De Nicaraguaanse schrijfster Gioconda Belli zei op een bijeenkomst in Loccum toen zij deze berustende instelling weer eens bespeurde: “Niemand bij ons in Nicaragua kan zich de luxe van de wanhoop onder u onverzadigde Europeanen veroorloven!” Is het dan ook nog een soort luxe als wij geen hoop meer hebben? “Zalig zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid”, lezen we in de Bergrede van Jezus. Van deze zaligheid hebben mensen die het materieel aan niets ontbreekt, het allerminst.

Nu denk ik dat het Nieuwe Testament ons nog altijd kan helpen om dichter bij het thema van een bevrijdingstheologie voor Europa te komen, omdat het in zijn wonderverhalen, zijn genezingsverhalen nooit een totale overwinning, bijvoorbeeld over de Egyptische oogziekte, proclameert, al werden sommige blinden destijds weer ziende. Deze verhalen zijn kleine verhalen van hoop. Het zijn verhalen van bevrijding, verhalen van het vrij worden van angst en machteloosheid. Verhalen die zijn verbonden met Jezus en die binnen de Jezusbeweging werden doorverteld. Destijds konden alleen heidenen zich de luxe van de wanhoop veroorloven, met name de hogere klasse in het Romeinse Rijk. Die schreef gedichten over hoe hopeloos alles was. De armen echter leefden van die merkwaardige kleine brokjes hoop en verzadigden zich ermee. Destijds bestond er een wonderbare brood-vermenigvuldiging. Juist dat valt ook steeds weer vast te stellen in Latijns Amerika. En daarom lijkt onze eigen wanhoop in het licht van wat we uit de Latijns-Amerikaans bevrijdingstheologie kunnen leren heel vreemd.

Ik wil een kort verhaal vertellen over iets dat ik in een Braziliaanse basisgemeente heb meegemaakt. Daar werd gesproken over de beide Emmaüsgangers (Lucas 24:13-35), over wat deze twee dicipelen  hadden meegemaakt. Ze vluchtten na de kruisiging van Jezus uit Jeruzalem weg. Ze bevinden zich in een diep depressieve toestand en weten eigenlijk niet hoe het nu verder moet. Bij hen voegt zich een vreemdeling. Ze lopen met hem op en hij verklaart hun het Koninkrijk Gods volgens de Schrift. Helemaal aan het slot, wanneer zij het brood met elkaar breken, herkennen zij deze vreemdeling: het is Jezus. Kort daarop verdwijnt hij. In deze basisgemeente werd de vraag gesteld waarom Jezus eigenlijk verdween. De discipelen waren toch blij geweest dat hij nu weer bij hen was? Een zestienjarige jongen gaf het antwoord dat iedereen tevreden stelde: “Het is toch duidelijk. Wanneer het volk de zaak waarom het gaat, heeft begrepen, dan gaat het aan de slag en aan het werk. En dan kan Jezus verdwijnen en ergens anders heengaan, zodat de mensen daar het Koninkrijk Gods gaan begrijpen.”

Het Ergste Atheïsme dat bestaat

Dat was een heel, heel mooi antwoord, want het bevrijdt van de autoriteit van een valse god. In dit verband is mijn hoofdstelling: wij hebben hier te lande geen bevrijdingstheologie omdat wij in Europa – uitzonderingen daargelaten – een miserabele, een zeer slechte theologie hebben. Jezus wordt daarin gewoonlijk gebruikt om ons onze afstand tot God duidelijk te maken. De domme redenering is ons bekend: “Ik ben toch zeker Jezus niet? Kan ik er wat aan doen hoe het er om me heen aan toegaat? Kan ik er iets aan veranderen dat kinderen verhongeren en de vissen in de stervende wateren naar lucht happen?” Het echte antwoord van de Bijbel daarop is eenvoudig en duidelijk: “Jezus zegt toch: Volg mij na! Natuurlijk ben jij Jezus! Wie dan anders? Je bent een kind van God, een dochter of zoon van God, tot liefde in staat!” Maar wij zijn in onze theologie bijna gestikt in een, om het scherp te zeggen, pessimistische, de mens verachtende antropologie. Wij hebben een rampzalig beeld van de mens: wij mensen zijn volgens deze theologische zienswijze klein, zwak en machteloos. Wij kunnen onszelf niet vertrouwen en hebben niets te zeggen. “Wat kan ik als enkeling dan doen?” is een uitspraak die ik duizendmaal heb gehoord. Na elke voordracht, na elk optreden ergens komt er wer wel iemand naar me toe en zegt me in de meest uiteenlopende talen: “Ja, maar wat kan ik dan doen? Hoezo zou ik tot een oplossing kunnen bijdragen?”

Deze uitspraak: “Wat kan ik als enkeling dan doen?” is naar mijn inzicht het ergste atheïsme dat er bestaat. Wanneer ik vraag: “Wat kan ik als enkeling doen?” negeer ik de kracht van God en vernietig ik God in mij, om mij heen en met anderen samen. En deze vernietiging van God gebeurt bij ons met behulp van de theologie. Het geloof wordt tot een oppervlakkig voor-waar-aannemen. Het ergst heb ik dat gemerkt in de meest recente enquête van Der Spiegel “Wat geloven de Duitsers?” Er werden zulke zwakzinnige vragen gesteld als: “Hoeveel mensen in Duitsland geloven nog in de maagdelijke geboorte?” en “Hoevelen geloven nog in een leven na de dood?” De echte vragen, de vragen van Jezus: “Heb jij mij eten gegeven toen ik honger had? Heb jij mij geherbergd toen ik aan jouw deur klopte? Heb jij mij bezocht toen ik in de gevangenis zat?” schijnen helemaal niet meer te tellen. Merkwaardige sektevragen worden tot hoofdzaak gemaakt. Der Spiegel stelt alleen vragen met betrekking tot zaken die al dan niet voor waar aangenomen worden, vragen die getuigen van een negatief autoritair denken. Voor de mensen van Der Spiegel is het daarentegen volkomen onbelangrijk of Christus iets voor mijn leven betekent.

Het speelt geen enkele rol of zijn boodschap en zijn geest mijn houding bepalen tegenover militarisme en oorlog, dus tegen de door mij te betalen belasting waarmee de bewapening  mede wordt gefinancierd, tegenover consumptiedwang, tegenover asielzoekers en werklozen en tegenover autoriteiten, maar ook tegenover zeehonden en andere dieren. Gaan we op de vragen van Der Spiegel af, dan wordt er gevraagd naar een speciale religieuze wereld. En dan denkt men op grond van de antwoorden te weten hoe het met het geloof in Duitsland is gesteld. Er wordt gevraagd naar een autoritaire religie en de uitkomst is in elk opzicht negatief. Want deze valse religie is altijd de “Jezus doet het wel en wij zijn niets”-religie, op grond waarvan wij zeggen: “Wat kan ik als enkeling dan veranderen?”

Ik als Enkeling

Bijzonder goddeloos vind ik in deze uitspraak de woorden “ik als enkeling”. Wie heeft ons dat in godsnaam bijgebracht? Hoe komen wij op het idee dat wij als enkeling ter wereld zijn gekomen? Misschien zijn er enkele redenen te noemen dat wij als enkeling zullen sterven. Maar wij zijn niet als enkeling ter wereld gekomen en wij kunnen als enkeling ook niet in de wereld overleven. Wij zijn geschapen in een diepe verbondenheid met elkaar, in relatie tot elkaar. En juist dat wordt in de burgerlijke uitleg van het christendom teniet gedaan. De mensen wordt gesuggereerd dat zij als enkeling alleen naar zichelf moeten kijken.

Sinds de Val van de Muur valt er een grote, nieuwe golf van individualisme in Duitsland waar te nemen, die gepaard gaat met een even groot verlies van solidariteit. Men spreekt over zogenaamde solidariteitspacten die echter niets anders zijn dan verenigingen ter vernietiging van gerechtigheid. Maar door de dekmantel van het fraaie begrip “solidariteitspact” wordt niet meer gezien wat zich daarachter allemaal afspeelt. Ik denk dat wij ons in deze zin laten kluisteren en van God laten scheiden door onszelf als enkelingen te zien.

Het sociologisch model van de Jezusbeweging is noch de massa noch de enkeling, maar de groep, de gemeenschap. De vriendinnen en vrienden van Jezus leefden met hem in een gemeenschap van navolging. Zij probeerden zo met elkaar te leven als hij leefde. Zij gaven zijn waarheid door  doordat zij met elkaar leefden in de kracht van de geest van Jezus. Alleen vanuit een mensbeeld dat ons verbindt met de kracht van God en haar ons toevertrouwt, heef Jezus zijn discipelen erop uitgestuurd om de hongerigen te voeden, de boze geesten uit te drijven, de geesteszieken te genezen en de gevangenen te bezoeken. Hij heeft nooit gezegd: “Jij als enkeling kan toch niets doen!” Dat is vanuit Jezus gezien puur cynisme en ongeloof.

Het Geweld

Want wat gebeurt er in ons land niet met behulp van geweld dat tegenwoordig zo om zich heen grijpt? Allereerst het geweld dat zichtbaar wordt in de uitholling van de grondwet, namelijk in de vernietiging van het recht op asiel. Dat is het geweld van hogerhand, dat een soort vergunning heeft afgegeven voor het losbarstende geweld van onderaf, namelijk dat van skinheads en fascisten. We moeten deze samenhang begrijpen. Ook als sommigen daar anders over praten en officieel wordt beweerd dat de wijziging van de grondwet een rechtmatig, democratisch besluit is en niets te maken heeft met het misdadig verbranden van Turkse kinderen. Maar dat zijn dan de consequenties. Als men de eisen van de rechtsradicalen politiek inwilligt, mag men zich niet verbazen als die zich in hun recht voelen staan en hun “Zo doorgaan, Duitsland!” brullen.

De Filosofie van de Geschiedenis: Kain en abel

(door Ali Shariati, vertaling door redwasp)

In de school van de Islam leren we dat onze filosofie van de geschiedenis zich moet baseren op een bepaald soort historisch determinisme. De geschiedenis toont ons een ononderbroken stroom van gebeurtenissen die, zoals de mens zelf, bepaald worden door een dialectische tegenstelling, een voortdurende staat van oorlog tussen twee vijandige en tegenstrijdige elementen die begon bij de schepping van de mens en die sindsdien overal en altijd verder woedt. Deze constante strijd bepaalt heel de geschiedenis.

Geschiedenis is de beweging van de menselijke soort doorheen de tijd en die menselijke soort is een microcosmos, de beste uitdrukking van het bestaan, de meest evidente manifestatie van de schepping. In de mens wordt de natuur zich bewust van zichzelf. Zo beweegt die natuur naar volmaaktheid naarmate de mens zichzelf verder ontwikkelt en de natuur, het leven en het bewustzijn naar een hoger niveau optilt.

De mens is, met andere woorden, een manifestatie van Gods wil, de absolute wil en bewustzijn van heel het zijn. Antropologisch gezien is de mens Gods khalief op Aarde. De geschiedenis van de mens, het verhaal van ons ontstaan en de ontwikkeling van onze essentie, kan dan ook niet louter toevallig verlopen zijn. Het kan niet zijn dat dit alles slechts het gevolg is van blind toeval, gevormd door toevallige omstandigheden als speelbal van avontuurlijke krachten, banaal, leeg, doelloos en zinloos.

Geschiedenis is ongetwijfeld een reëel proces dat zoals de vele andere realiteiten in de wereld een beginpunt heeft. Zo heeft het ook een eindpunt, een doel en een richting. Waar is dat beginpunt? Net als de mens zelf ontstond de geschiedenis uit de tegenstelling.

We zagen reeds dat de mens samengesteld is uit klei en goddelijke geest. Dit werd duidelijk in het verhaal van de schepping van Adam. Het verhaal van Adam is in die zin het verhaal van de mens in de echte, filosofische betekenis van het woord. De mens begint met de strijd tussen geest en klei, God en Satan, in het binnenste van Adam. Maar waar begint dan de geschiedenis? Wat is daarvan het beginpunt? Dat is de strijd tussen Kaïn en Abel.

De zonen van Adam waren allebei mensen, puur natuur. Maar er woedde een oorlog tussen hen. De ene vermoordde de andere en de geschiedenis van de mensheid begon. De oorlog van Adam was subjectief, een innerlijke strijd binnenin zijn eigen ziel (binnenin iedere mens). De oorlog tussen Kaïn en Abel was daarentegen een objectief gevecht in de buitenwereld. Het verhaal van Kaïn en Abel moet daarom het startpunt vormen voor onze filosofie van de geschiedenis, zoals het verhaal van Adam het startpunt moet vormen van onze filosofie van de mens.

De oorlog tussen Kaïn en Abel is een strijd tussen twee tegengestelde kampen die doorheen de geschiedenis hebben bestaan. Ze tonen de dialektiek van de geschiedenis. Geschiedenis is namelijk, net als de mens zelf, een dialectisch proces. De tegenstelling wordt zichtbaar wanneer Abel gedood wordt door Kaïn.

Deze Abel vertegenwoordigt volgens mij het tijdperk van herders, jagers en verzamelaars, de oorspronkelijke primitief-socialistische maatschappij van voor het ontstaan van het privé-eigendom. Kaïn vertegenwoordigt dan het op landbouw en veeteelt gebaseerde systeem van privé-eigendom en van monopolies.

Met deze broedermoord ontstond een permanente oorlog die de hele geschiedenis zou doordrenken. De geschiedenis van de mensheid werd vanaf toen het decor van de voortdurende strijd tussen de partij van Kaïn, de moordenaar, en die van Abel, zijn slachtoffer, of met andere woorden, tussen de heersers en de overheersten.

De herder Abel werd vermoord door de grondbezitter Kaïn. Dit betekende het einde van het tijdperk van gemeenschappelijk eigendom van de productiemiddelen, van de pastorale levenswijze, de samenleving van jagers, herders en verzamelaars. Daarmee eindigde ook de geest van broederschap, de ware religie, en ontstond het tijdperk van de landbouw en het systeem van privé-eigendom. Ook religieus bedrog en schending van mensenrechten ontstonden. Abel verdween van het toneel en Kaïn kwam in de spotlights van de geschiedenis, waar hij nog steeds verder leeft.

Kaïn was verliefd geworden op de verloofde van zijn broer. Adam stelde zijn zonen voor om hun conflict tussen op te lossen door allebei een offer voor God te brengen. Kaïn legt een handvol vergaan geel graan op het altaar. Abel brengt een jonge en waardevolle rood-harige kameel. Ik leid daaruit af dat die laatste symbool staat voor de herder, terwijl de eerste de landbouw symboliseert.

De geschiedenis leert ons dat in de tijd van de herders, jagers, vissers en verzamelaars, de natuur de enige bron van alle productie was. In het verhaal is de kameel een symbool voor deze productiewijze. Bossen, zeeën, woestijnen, rivieren, … al deze grondstoffen waren vrij beschikbaar voor de hele stam. De belangrijkste productiemiddelen waren menselijke handen, spieren en hersenen. Als ze daarnaast nog een paar simpele werktuigen hadden, dan waren dat simpele zaken die iedereen zelf kon maken. Monopolies, privé-eigendom van de productie-bronnen zoals water en land of van de productie-werktuigen zoals ossen en ploegen, bestond niet. Alles was gelijk beschikbaar voor iedereen.

Een spirituele en moreel hoogstaande samenleving, respect voor de ouderen, doorzettingsvermogen, plichtsbesef, absolute en onschendbare gehoorzaamheid aan de grenzen van het samen leven, zuiverheid in religieus bewustzijn, een geest van liefde en barmhartigheid… dit waren allemaal morele eigenschappen van de mensen die in maatschappijen met die productiewijze leefden. We mogen Abel zien als hun vertegenwoordiger in het verhaal.

Toen de mensen landbouw leerden kennen, veranderde hun hele leven. De hele samenleving werd in een grondige revolutie dooreen geschud. Volgens mij was dit de grootste revolutie uit de geschiedenis. Deze revolutie bracht zowel een nieuwe mens voort, een machtige en boosaardige mens, als een nieuw tijdperk van beschaving en discriminatie.

Het systeem dat op landbouw gebaseerd was, zorgde voor beperkingen op het gebruik van de productie-bronnen die in de natuur aanwezig waren. Het ontwikkelde complexe productie-werktuigen en productie-verhoudingen. En aangezien landbouwgrond niet als bossen en zeeën vrij ter beschikking van iedereen kon staan, ontstond voor het eerst in de menselijke geschiedenis de noodzaak om zich een deel van de natuur toe te eigenen en alle anderen er van weg te houden. In één woord: privé-eigendom.
Voor deze tijd bestonden geen individuen in de menselijke samenleving. De stam zelf was het individu. Nu, met de komst van de landbouw, werd de eendrachtige samenleving, waarin alle mensen zusterlijk één grote familie vormden, verdeeld.

Het was de eerste keer dat een stuk land, een stuk natuur dat oorspronkelijk van iedereen was, werd afgenomen en exclusief privé-eigendom werd van één persoon, verboden terrein voor anderen. Toen bestonden nog geen wetten over eigendom, geen erfenisrecht of andere wettelijke titels of religieuze regels om deze daad goed te praten. Het was louter een kwestie van macht en geweld.

De kracht van de sterkste leden van de stam was binnen het systeem van herders, jagers en verzamelaars nuttig geweest om de hele stam te beschermen en de productie van levensmiddelen (via jacht, visvangst…) op te voeren. Beide functies dienden het welzijn van de hele stam. Nu echter werd die kracht de enige bron die bepaalde welke rechten men had, hoeveel men kon consumeren. Kracht werd belangrijkste factor bij het verwerven van privé-eigendom.

Op dit kantelpunt in de geschiedenis geldt het omgekeerde van Marx’ theorie: macht ontstaat hier niet uit eigendom, maar eigendom ontstaat uit macht. Macht en dwang waren de belangrijkste factoren waaruit voor het eerst het privé-eigendom kon ontstaan. Eigendom ontstond uit macht en gaf later op zijn beurt een permanent karakter aan die macht door hem in wetten te verankeren en zo tot natuurwet te verheffen.

Privé-eigendom sneed de ééndrachtige samenleving in twee. Toen privé-eigendom de norm werd, was niemand nog tevreden met hetgeen hij echt nodig had. Vanaf nu kon ieder individu voor zichzelf beslissen hoeveel hij nodig had. Mensen verzamelden niet langer eigendom uit noodzaak, maar omdat ze dat wilden.

Binnen het voorgaande systeem, dat van Abel en het gemeenschappelijk eigendom, gingen mensen net zoveel jagen en verzamelen als nodig was om zichzelf in leven te houden. De natuur, vrij en vrijgevig, was vrij beschikbaar voor iedereen. Arbeid diende alleen om in de eigen behoeften te voorzien. Een goede werker had zelf een betere opbrengst.

Maar nu had de mens de overvloed van de natuur, de vlakten en de kust, verlaten. Meer en meer mensen gingen bij mekaar wonen rond de arme maaltijden die door zwoegen op het land werden verbouwd. Ze begonnen met mekaar te vechten om hebzuchtig het laatste beetje grond in eigendom te nemen. In deze nieuwe vorm van samenleven konden de roofvogels en de gieren (denk aan de raven uit het verhaal van Kaïn) de vleugels van de zwakkere trekvogels breken en hen wegjagen. De maatschappij was vroeger als een nomadische zwerm trekvogels die over woestijnen, rivieren en oceanen trok, eensgezind en harmonieus. Nu deden de vogels niets anders dan naar mekaar klauwen en pikken en vechten om het karkas van de privé-eigendom.
Op den duur werd de menselijke familie, die voorheen in vrijheid, vrede, rust en vreugde had geleefd, getransformeerd in oorlogvoerende tegengestelde kampen en partijen. Aan de ene kant was er de minderheid die veel meer land in eigendom had dan ze nodig hadden. Zij hadden meer land dan ze zelf konden bewerken, dus hadden ze ook de arbeidskracht van anderen nodig. Aan de andere kant was er de meerderheid die alleen hun honger en hun arbeidskracht bezaten. Ze hadden land nog werktuigen in eigendom en konden niets anders dan werken voor de rijke minderheid om in leven te blijven.

Onder dit nieuwe systeem van samenleven was het lot van de grote meerderheid van de bevolking een leven van slaverij. Met het ontstaan van een klasse van slavenhouders, was er ook een klasse van slaven ontstaan. Deze klasse had niets meer: geen land, geen water, geen eer, geen voorouders, geen moraal, geen waardigheid, geen gedachten, geen kunst, geen kennis, geen waarde, geen rechten, geen waarheid, geen geest, geen betekenis, geen opvoeding… kort gezegd: ze hadden helemaal niets, noch in deze wereld, noch in de volgende.

Alles waar zij tekort aan hadden, was afkomstig van de oogst van het land, de vruchten uit boomgaarden en de gewassen van de velden. Dit alles was het privé-eigendom geworden van de klasse die alle productiemiddelen, de materiële en de niet-materiële in haar bezit had. De klasse die zelf geen lastig werk wilde verrichten en over voldoende middelen beschikte om voor zichzelf een goede opleiding in abstracte cultuur, literatuur, wetenschap en kunst te kopen.

De voorouders van die twee tegengestelde klassen leefden voorheen in een eendrachtige samenleving, voortgestuwd door één zelfde geest, één zelfde gevoel, één zelfde besef van eer en waardigheid, dat van de stam. Ze trokken samen met lege handen de bossen in of gingen samen varen op zee. De rijkdom van de natuur was overal om hen heen, als de lucht die ze samen inademden. Net als de schoonheid van het landschap dat hen omringde, was de natuur voor iedereen van de stam vrij beschikbaar. Iedereen was gelijkwaardig en daardoor waren ze allemaal zusters en broeders. Ze waren de kinderen van Adam en Adam was uit klei geschapen.
Nu, omwille van dat karkas van het privé-eigendom, waren ze uit mekaar gedreven en werden ze vijanden van mekaar. De broederschapsbanden werden vervangen door een relatie van meesters en slaven. Gelijkheid was opgeofferd voor discriminatie. Broederschap werd broedermoord. Religie werd een middel om te bedriegen en om nog meer materiële goederen en eigendom in bezit te krijgen. De geest van menselijkheid, verzoeningsgezindheid en barmhartigheid werd aan de kant geschoven door de geest van haat, rivaliteit, aanbidding van rijkdom en geld, hebzucht, monopolisering, bedrog, dwang, onderdrukking, zelf-aanbidding, wreedheid, moordzucht, overtreding, dominantie, superioriteit, privilege, het doden van de zwakken, het vertrappelen van alles en iedereen omwille van eigendom, het vermoorden van broers, het martelen van ouders, zelfs het bedriegen van God.

Op die manier moeten we de tegenstelling tussen de twee types – Abel, de vreedzame mens van het geloof en de zelf-opoffering en Kaïn, de slaafse aanbidder van zijn passies, de overtreder, de broedermoordenaar – zien als een psychologische en sociologische analyse van hun omgeving, hun bezigheden en hun klasse. We weten dat ze hun afkomst, hun ouders en hun opvoeding gemeen hadden. We mogen veronderstellen dat de menselijke samenleving nog niet helemaal gevormd was en er nog geen verschillende intellectuele milieus, culturele sferen, en sociale groepen waren. We kunnen dus niet zeggen dat de twee opgroeiende broers aan verschillende sociale, religieuze of pedagogische invloeden blootstonden. Zeker niet zo verschillend dat ze daardoor tot mekaars tegenpool zouden uitgroeien die elk symbool staan voor een bepaald type.

Twee zaken, heel gelijkaardig in natuur, op alle mogelijke vlakken, ontwikkelen zich in verschillende, zelfs tegenovergestelde richtingen. Als we een logische en wetenschapperlijke methode willen volgen, dan moeten we een lijst maken met alle omstandigheden waar ze door beïnvloed worden. Alle omstandigheden die beide zaken op dezelfde manier beïnvloeden, schrappen we dan van die lijst. Dat wat overblijft is wat hen in tegengestelde richtingen laat ontwikkelen.

Het enige grote verschil tussen de twee broers uit het verhaal, bestaat uit hun verschillende werk-omstandigheden. Deze verschillende werk-omstandigheden bracht beide broers in een bepaalde economische en sociale verhouding. Ze hebben tegengestelde vormen van werk, productie-structuren en economische systemen.
Onze hypothese wordt hier duidelijk ondersteund door de treffende overeenkomst tussen beide broers en de systemen waar ze in symbool voor staan. Abel toont een goed beeld van het denken en sociale gedrag van de periode van oer-socialisme van herders, jagers en verzamelaars en Kaïn toont ons het denken en sociaal handelen in de klassenmaatschappij, de maatschappij gebaseerd op slavernij en op de psychologie van de eigenaars.

Veel religieuze geleerden hebben in hun commentaren op de Koran geschreven dat het verhaal over Kaïn en Abel bedoeld is om moord te veroordelen. Maar dat is een heel oppervlakkige interpretatie en het stelt de zaken veel te simpel voor. Zelfs als mijn hypothese niet zou kloppen, het verhaal over de twee broers kan onmogelijk zo oppervlakkig zijn en zo’n weinig zeggende betekenis hebben als zij beweren. De Abrahamitische religies, en zeker de Islam, stellen dit verhaal voor als de eerste grote gebeurtenis die de menselijke geschiedenis in deze wereld inluidt. Het is ongeloofwaardig dat de het enige doel van dat verhaal het veroordelen van moord zou zijn. Wat we ook mogen denken van de onderliggende betekenis, het verhaal is duidelijk veel meer dan een simpel fabeltje met als moraal van het verhaal “… en zo hebben we duidelijk geleerd dat moord een kwaadaardige daad is, dus moeten we proberen om deze schandelijke daad nooit uit te voeren. Laat ons dat dus proberen te vermijden. Zeker tegenover onze broers.”

Volgens mij stelt het verhaal van Kaïns moord op Abel een heel belangrijke ontwikkeling voor, een snelle wending in de loop van de geschiedenis. Misschien wel de belangrijkste gebeurtenis uit de menselijke geschiedenis. Het vertelt, interpreteert en duidt deze gebeurtenis op een heel diepzinnige manier. Het geeft een wetenschappelijke, sociologische en op klasse gebaseerde analyse. Het verhaal gaat over het einde van het tijdperk van oer-communisme, waar Abel het symbool voor is. Het gaat over het verdwijnen van het oorspronkelijke menselijke systeem van vrijheid, gelijkheid en broederschap in de samenleving gebaseerd op jagen, vissen en verzamelen. Dit systeem wordt vervangen door het systeem gebaseerd op landbouw, op privé-eigendom, op een klassenmaatschappij. Dit systeem, waar Kaïn symbool voor staat, is er één van discriminatie en uitbuiting, van het aanbidden van geld in het bestrijden van de ware religie. Het is het begin van competitie, vijandigheid, hebzucht, plunderingen, slavernij en broedermoord.

De dood van Abel en het overleven van Kaïn zijn objectieve, historische realiteiten. Sinds die tijd zijn religie, economie, regering en het lot en leven van de hele mensheid in de handen van Cain. Op die manier toont het verhaal ons een realistische, critische en progressieve analyse van wat er gebeurd is.

De zinloze dood van Abel en het feit dat de hele mensheid van vandaag afstamt van Kaïn betekent ook dat de maatschappijvorm, regeringsvorm, religie, ethiek, wereldbeeld en gedrag van Kaïn overal verspreid zijn. Ze zijn universeel geworden. Alle onevenwicht, onzekerheid en instabiliteit die in iedere maatschappij en in ieder tijdperk steeds opnieuw overheersten, zijn een gevolg van dit simpele feit.

Het verhaal van Kaïn en Abel toont ons de eerste dag in het leven van de kinderen van Adam op deze Aarde als het begin van de tegenstellingen, van conflict en uiteindelijk van geweld, oorlog en broedermoord. Dit komt overeen met het wetenschappelijk vastgesteld feit dat het leven, de maatschappij en de geschiedenis gebaseerd zijn op tegenstellingen en strijd. In tegenstelling tot wat de idealisten geloven, wijst dit verhaal er op dat de fundamentele factoren in het leven, de maatschappij en de geschiedenis telkens weer de economie en de sexualiteit zijn. Deze factoren worden steeds opnieuw dominant tegenover religie, broederliefde en moraal.

De bron van het conflict tussen Kaïn en Abel was als volgt: Kaïn had een zag voor de verloofde van Abel liever dan zijn eigen verloofde. Hij stond er op dat hij haar wilde hebben en eiste dat de velovingen, die met de zegen van Adam waren ingezegend, verbroken zouden worden. De twee broers gingen naar Adam die voorstellde dat ze beiden een offer zouden brengen. Het offer dat werd aanvaard, zou bepalen wie met wie mocht huwen. De verliezer zou zich moeten neerleggen bij het resultaat.

Kaïn probeerde zoals steeds om vals te spelen, en bracht wat verschraald koren als offer. Dat offer werd vanzelfsprekend niet aanvaard. Abel daarentegen, die eigenlijk niets eiste van Kaïn en die het hele conflict liever niet had gewild, offerde toch zijn beste kameel, zijn meest dierbare bezit, een offer dat natuurlijk meteen werd aanvaard. Maar ook nu speelde Kaïn opnieuw vals. Hij vond zijn eigen lusten belangrijker dan de beslissing van God en hij viel de weerloze Abel aan en vermoordde hem.

De dialoog die plaatsvond tussen de twee broers spreekt ook boekdelen. Kaïn dreigt ermee dat hij Abel zal vermoorden, maar die antwoordt zacht, vriendelijk en zonder geweld “Maar ik zal mijn hand niet tegen jouw verheffen.” De maatschappij en het systeem die door Abel werden vertegenwoordigd, werden dus overwonnen door het agressieve en inhalige systeem van Kaïn, zonder dat er echt verzet werd gepleegd.
Wanneer we nadenken over het verhaal van Kaïn en Abel, dan moeten we ons afvragen of de macht van de seksualiteit niet sterker en meer primair is dan die van de economie. Had Freud in dit verband misschien gelijk? Het eerste woord dat in het conflict wordt uitgesproken is “vrouw”, net zoals alle tegenstellingen in het leven van hun vader begonnen wanneer Eva bij hem kwam.

Maar als we dieper nadenken, dan zien we dat de zaken er toch niet zo simpel voor staan. Het is waar dat de eerste bron van het conflict hier Kaïns aantrekking tot de verloofde van zijn broer is. Wat dat betreft lijkt Freud gelijk te hebben. Maar er bestaat nog een meer primaire oorzaak, een diepere bron van het conflict, waar Freud niets over wil weten. We kunnen het verhaal niet lezen als een verhaal dat in de eerste plaats over seksualiteit gaat. Vooraleer we de seksuele kant van de zaak bekijken, moeten we namelijk eerst de volgende vragen beantwoorden: “Klopt het wel dat het conlflict tussen de twee broers pas begint wanneer Kaïn de voorkeur heeft voor de veloofde van Abel?” en “Hoe komt het dat Kaïn diegene van de twee broers is die zich zo gedraagt?”

Beide broers hadden dezelfde ouders en hadden een gelijkaardige opvoeding gekend. Men zou verwachten dat ze zich op een gelijkaardige manier zouden gedragen, met een gelijkaardige verdraagzaamheid, een gelijkaardige eerlijkheid en een gelijkaardige vastberadenheid. Het is niet zo dat ze bijvoorbeeld wel broers waren, maar dat de ene in Qum had gestudeerd en de andere in Parijs, of dat de ene alleen maar Islamitisch geïnspireerde literatuur had gelezen, terwijl de ander alleen oppervlakkige magazines las. En zelfs als het mogelijk zou zijn dat gelijkaardige mensen die onder gelijkaardige omstandigheden opgroeien zo anders zouden worden, waarom was het dan precies Kaïn die zich zo gedroeg?

Er is nog een derde punt dat van belang is. De dialoog tussen de twee broers, zoals die in de Koran voorkomt, maar ook in de Bijbel van de Joodse en Christelijke tradities en in de vele boeken met exegese en commentaar, toont ons Abel als het archetype van het goede en Kaïn als het archetype van het kwaad. Ik gebruik hier het woord “archetype” en niet “model”, want die laatste term zou betekenen dat Kaïn niets anders was dan zijn kwade eigenschappen en Abel niets anders dan zijn goede eigenschappen. Kaïn is niet alleen lust en materialisme, Abel is niet alleen religie en gevoeligheid. Geen van beiden is de volledige manifestatie van het kwade of van het goede.

Ik ben dan ook tot de conclusie gekomen dat Abel een mens met een sterke persoonlijkheid is. Het onmenselijk en onevenwichtig systeem, het zware werk, de oneerlijke economie… hebben hem niet vervreemd, vervormd, geperverteerd of vervuild. Hij is er niet door neergeslagen en gebrond. Hij is niet één van de vele “verwonden” geworden, zoals Marcuse en beschrijft, een vervuild wezen dat beladen is met complexen. Hij is tegelijk vol liefde voor zijn vader, affectie voor zijn broer, vertrouwen in God en volharding in zijn inzet voor rechtvaardigheid. Hij is geen slaaf van zijn passies en zijn seksualiteit zoals zijn broer. Toch blijft hij ook niet onbewogen bij het zien van schoonheid. Tijdens het conflict dat zijn broer veroorzaakt, waarbij deze hem zelfs met de dood bedreigt, zegt hij niet zomaar gewoon “Hier, boer, ik verstoot haar. Zij is het niet waard om over te vechten. Neem haar. Ze is van jou.”
Abel was een mens, een zoon van Adam, niet meer en niet minder. Alle teksten die over dit verhaal gaan tonen hem in dit licht. Volgens mij komt dit doordat hij in een samenleving opgroeide waar geen tegenstellingen en geen discriminatie bestond. Zijn werk was vrij en onafhankelijk. Hij zat niet trots op een kameel, maar was ook niet geladen als een ezel. Hij was geen meester, maar ook geen slaaf. Hij was geen koning, maar ook geen dienaar. Hij was gewoon een mens, in een samenleving waar iedereen gelijk was en alle rijkdom van dit leven gemeenschappelijk bezit was, alle materiële en spirituele grondstoffen. In zo’n samenleving zal iedereen van nature gelijk zijn en zullen broederschap, solidariteit, schoonheid, zuiverheid, ernst, liefde en goedheid kunnen groeien en bloeien.

Ook Kaïn is niet volledig slecht. Zijn essentie is dezelfde als die van Abel. Kaïn is niet inherent kwaad, want niemand die dezelfde essentie heeft als Adam kan inherent kwaad zijn. Wat Kaïn slecht maakt is het onmenselijke sociale systeem, de klassenmaatschappij, de heerschappij van het privé-eigendom en de slavernij en de vernedering die daaruit ontstaan. Dat sociaal systeem verandert mensen in wolven, vossen of schapen. Vijandigheid, concurrentie, wreedheid en misdadigheid kunnen daar groeien en woekeren. Vernedering en overheersing, de honger van velen tegenover de gulzigheid van enkelen, hebzucht, machtsmisbruik, misleiding… in een zo’n maatschappij ontstaat een levensbeschouwing die gebaseerd is op plundering, uitbuiting, slavernij, consumptie, misbruik, leugen, vlijerij. Het leven daar bestaat uit onderdrukken of onderdrukt worden, uit egoïsme en aristocratische arrogantie, uit kapitaal accumuleren, diefstal en afpersing. Menselijke relaties zijn er gebaseerd op het geven en krijgen van kloppen, op uitbuiten of uitgebuit worden. De levensbeschouwing die hier ontstaat baseert zich op het maximaliseren van het eigen plezier, de eigen rijkdom, de eigen lust en de eigen macht. Alles draait er rond egoïsme, alles wordt aan het ego opgeofferd, aan het lage, brute en hebzuchtige ego.

Dat alles is wat Kaïn, de broer van de goed, vriendelijke en zuivere Abel, de rechtstreekse zoon van Adam, in staat stelt om te liegen, te verraden, zijn religie door de modder te sleuren en uiteindelijk zijn broer te vermoorden en dat allemaal om zijn seksuele lusten te bevredigen. Niet eens een waanzinnig idee, een bevlieging of een ideaal, maar pure, laag bij de grondse lust. En nee, mijnheer Freud, hij doet dat alles niet omdat zijn seksuele instincten bij hem sterker ontwikkeld zijn dan bij anderen, maar omdat de menselijke waarden en normen in hem veel zwakker geworden zijn dan de gevoelens van lust. Als Freud gelijk zou hebben, als de seksuele factor zo sterk ontwikkeld zou zijn dat hij alles zou doen om zijn lust te bevredigen, dan zou hij wel degene geweest zijn die met een schitterende roodharige kameel bij het offerblok zou komen aandraven en niet zijn broer. Als Kaïn echt alleen door zijn seksuele driften gemotiveerd zou zijn, dan was hij meteen nadat zijn vader hem over het aanstaande huwelijk aansprak, de velden in gelopen zijn en desnoods al zijn gewassen in brand gestoken hebben. om zijn lusten te bevredigen. Maar we zien daarentegen wat Kaïn precies allemaal bereid is om te doen om Gods gunst te krijgen en zo zijn geliefde voor hem te winnen. Al wat hij bereid is om op te offeren is een handvol graan, graan bleek en half vergaan was.

Het was mijn bedoeling om met dit diepgaand onderzoek van het verhaal het idee te verwerpen dat het om een louter ethische kwestie gaat. Het gaat namelijk over iets dat veel belangrijker is. Het verhaal gaat duidelijk niet alleen over een ruzie tussen twee broers. Het behandelt eigenlijk twee verschillende vormen van de menselijke samenleving, twee verschillende productiewijzen. Het is het verhaal van de gespletenheid van de mensheid, doorheen de verschillende tijdperken. Het vertelt over het begin van een oorlog die nog steeds niet afgelopen is.

De vorm van samenleven die door Abel wordt voorgesteld, is die van de onderdaan, de onderdrukte, met andere woorden die van het volk dat doorheen de geschiedenis tot slaaf werd gemaakt en afgeslacht door het systeem van Kaïn, het systeem van privé-bezit dat de menselijke samenleving is gaan domineren. De oorlog tussen Kaïn en Abel is de permanente oorlog van de geschiedenis, die generatie na generatie werd uitgevochten. De banier van Kaïn werd steeds hoog gehouden door de heersende klassen. Het verlangen om het bloed van Abel te wreken, werd hoog gehouden door iedere nieuwe generatie van zijn nakomelingen, de onderdrukten van deze wereld die voor rechtvaardigheid, vrijheid en de ware religie strijden. Deze strijd wordt voortdurend, in steeds nieuwe vormen, in ieder tijdperk verder gezet. Het wapen van Kaïn en zijn aanhangers, was religie. Het wapen van Abel en zijn aanhangers was ook religie.

Juist omwille van die reden was de oorlog van religie tegen religie een rode draad doorheen de menselijke geschiedenis. Aan de ene kant is er de religie van Shirk, de religie die concurrenten voor God verzint en aanbidt. Een religie die bestaat om afgoderij en klassentegenstellingen te rechtvaardigen. Aan de andere kant is er de religie van de tawhid, de éénheid van God. Een religie die aanspoort tot éénheid in de maatschappij en oproept om alle vormen van discriminatie te bestrijden.
De transhistorische strijd tussen Abel en Kaïn is ook de eeuwige strijd tussen tawhid e nshirk, tussen rechtvaardigheid en menselijke éénheid aan de ene kant en sociale en raciale discriminatie aan de andere.

Al heel de menselijke geschiedenis bestaat er een strijd tussen de religie van het bedrog, de onwetendheid en de rechtvaardiging van het status quo aan de ene kant en de religie van bewustzijn, activisme en revolutie aan de andere. Het einde der tijden zal pas komen wanneer Kaïn definitief gestorven is en het systeem van Abel opnieuw is ingevoerd. Deze onvermijdelijke revolutie zal het einde betekenen van de geschiedenis van Kaïn. Er zal gelijkheid ontstaan op de hele wereld, de mens zal één worden, allen zullen zussen en broers van mekaar worden. Gelijkheid en gerechtigheid zullen de basis worden van deze nieuwe samenleving. Dat is de richting die de geschiedenis onvermijdelijk uitgaat.

Een wereldwijde revolutie zal zich voltrekken in alle domeinen van het menselijk leven. De onderdrukte klassen uit de geschiedenis zullen hun wraak nemen en het goede nieuws, de belofte van God, zal waarheid worden:

En we wilden de armen en de onderdrukten
op deze aarde onze ondersteuning geven
en we wilden hen tot de leiders en de erfgenamen
van deze wereld maken.
(28:5)

Deze onvermijdelijke revolutie van de toekomst zal het hoogtepunt vormen van de dialectische tegenstelling die begon met het conflict tussen Kaïn en Abel en die tot op vandaag in alle menselijke samenlevingen bleef voortduren, de diepe tegenstelling tussen heerser en overheersten. De onvermijdelijke uitkomst van dit conflict, zal de overwinning zijn van gerechtigheid, gelijkheid en waarheid.

Het is de verantwoordelijkheid van iedere individu in ieder tijdperk om een standpunt in te nemen in deze voortdurende strijd tegen de twee vormen die we beschreven hebben. Een mens is niet gemaakt om toeschouwer te bliijven.

Terwijl we geloven in een bepaalde vorm van historisch determinisme, geloven we ook in de vrijheid van het individu en in de menselijke verantwoordelijkheid die aan de basis liggen van dit determinisme. We zien geen tegenstelling tussen die vrijheid en dat determinisme. De geschiedenis gaat namelijk vooruit op basis van algemene en wetenschappelijk aantoonbare deterministische processen, maar “Ik”, als individueel menselijk wezen, moet kiezen of ik vooruit wil gaan, mee met de geschiedenis, en op die manier mee de gedetermineerde koers van die geschiedenis te versnellen door er mijn kennis en mijn begrip voor in te setten, of daarentegen juist, tegen de koers van de geschiedenis in, de onwetendheid, het egoïsme, het opportunisme… wil verdedigen om op die manier verpletterd te worden.

De schepping van de mens en de tegenstelling tussen God en Iblis, tussen Geest en Klei

(door Ali Shariati, vertaling door redwasp)

Het verhaal in de Koran over de scheping van Adam is de diepste en meest vooruitstrevende uitdrukking van humanisme. In dit verhaal staat Adam symbool voor de hele menselijke soort, Adam stelt de essentie van het mens zijn voor. Hij is de menselijke soort in de abstracte filosofische betekenis, niet alleen biologisch. Wanneer de Koran over de mens spreekt in de biologische betekenis, dan gebeurt dat in de taal van de natuurwetenschappen. De Koran spreekt dan over sperma, bloedklonters, embryo’s… Maar wanneer het over de schepping van Adam gaat, dan wordt de taal metaforisch en filosofisch. Vol van verschillende betekenissen en symbolen. De schepping van de mens, de schepping van de essentie van het mens zijn, van de menselijke spirituele bestemming, van alle typische eigenschappen van de menselijke soort… dit alles wordt in het verhaal van Adam samengevat in de volgende formule:

Gods Geest + Vieze Klei = de Mens

“Vieze klei” en “Gods geest” zijn twee symbolen. Het is niet zo dat mensen werkelijk geboetseerd werden uit vieze klei (hama’ masnun) of uit Gods geest. Het eerste symbool van de twee termen verwijst eerder naar de aardsheid, de laagheid, de traagheid en passiviteit. Het andere verwijst naar een eindeloze beweging naar volmaaktheid, een oneindig voortdurend opstijgen. “Gods Geest” is de best denkbare uitdrukking voor dat idee.

De betekenis van de Koranische stelling dat de mens samengesteld is uit Gods geest en vieze klei is gelijkaardig aan wat Pascal bedoelde wanneer hij schreef dat de mens het midden is tussen twee oneindigheden: een oneindigheid van laagheid en zwakte enerzijds en een oneindigheid van grootsheid en glorie anderzijds. Er bestaat echter een groot verschil tussen de woorden van Pascal en hetgeen er in de Koran staat, ook al drukken ze allebei dezelfde waarheid uit. Toch is er een groot verschil tussen Pascal en God.

Of we nu spreken van de “condition humaine”, om de terminologie van de existentialisten te gebruiken, of van de “oorspronkelijke zuivere aard van de mens” (fitra), het zijn allemaal uitdrukkingen die op de dubbele en tegenstrijdige natuur van de mens wijzen.

De Koran drukt dit als volgt uit: De mens is een vrije en verantwoordelijke wezen dat een tussenstadium bezet tussen twee tegengestelde polen, God en Satan. De combinatie van die twee polen van de tegenstelling, these en anti-these, vinden we zowel terug in de menselijke natuur als in hun geschiedenis. Dit veroorzaakt binnen in de mens een voortdurende dialectische beweging, een onweerstaanbare evolutionaire beweging, een constante strijd tussen de twee tegengestelde polen in het menselijk leven.

Deze tegenstelling tussen God en Satan, tussen geest en klei, in het binnenste van het menselijk bestaan, maakt de mens tot een dialectische wezen.
God, of God’s geest, staat symbool voor de absolute en oneindige zuiverheid, schoonheid, kracht, creativiteit, bewustzijn, visie, kennis, liefde, barmhartigheid, wilskracht, vrijheid, onafhankelijkheid, autonomie, eeuwigheid… die binnen in de mens aanwezig is als een bron van mogelijkheden. Een aantrekking die de mensen naar de top wil voeren, naar de schittering van de hemelen, omhoog naar God’s majesteit, gevoed door de heilige namen en eigenschappen van God. Zo ver als onze kennis ons kan brengen.

Zich bewust van alle geheimen van de natuur, wordt de mens een macht die over de hele wereld kan heersen. Alle materiële en spirituele machten in de Hemel en op Aarde moeten voor hen buigen, de zon en de maan tot zelfs de hoogste Engelen van God. De Mens wordt zo tegelijk een schepsel en een schepper, een dienaar en een meester. De Mens is bewuste, ziende, creatieve, beslissende, wetende, wijze, doelbewuste, zuivere wilskracht op wie Gods vertrouwen rust. Hij is Zijn vertegenwoordiger op Aarde en tot in de eeuwigheid een schepsel uit het paradijs.

Hoe en waarom is dit zo? De Mens is voor de helft Geest van God, dit is de eerste pool, het gegeven, het fundament dat hem in staat stelt om op te stijgen naar het absolute, naar God, hetgeen hem in staat stelt om in zichzelf Goddelijke eigenschappen te ontwikkelen en dat hem motiveert, dat hem drijft. Maar er is ook een sterke eigenschap die tegengesteld is aan die eerste. Er is een kracht die hem neertrekt en die hem tot stilstand brengt. Een kracht die dood, laagheid en lelijkheid veroorzaakt.

De Mens beschikt over een Goddelijke Geest die krachtig vloeit als een sterke vloed die alle obstakels in zijn weg met zich mee trekt, die waar hij gepasseerd is de velden en tuinen vol groen doet groeien en bloeien alvorens te eindigen in het diepe water van de eeuwige Oceaan. Maar de Mens kan ook het brakke en stilstaande water worden dat achterblijft wanneer de vloed al ver voorbij getrokken is, water dat niet meer kan bewegen en dat daardoor steeds onzuiverder wordt, tot het tenslotte modder geworden is die steeds harder en onbuigzamer wacht op het moment dat hij zal barsten. Dan is het precies alsof de hele grond bedekt is met potscherven. Niets kan daar nog groeien, en alles blijft bewegingloos verder vergaan tot een woestenij, een stinkend moeras in plaats van een veld, een vijver of een oceaan. Dood in plaats van leven. Vieze modder in plaats van Gods Geest. Modder en aarde. Dat is de tegenpool van dat eerste gegeven. Het is de antithese die de these aanvalt en die de Mens wegduwt in een richting die aan die eerste pool tegengesteld is.

Uit de combinatie van die twee tegengestelde krachten, ontstaat strijd en beweging. Die strijd en beweging veroorzaken een nieuwe synthese.

De afstand tussen Gods Geest en vieze klei is de afstand tussen twee oneindigheden. De Mens is één en al twijfel en aarzeling, een slinger die tussen die twee oneindige polen heen en weer beweegt. Door hun vrije wil dragen ze zelf de zware verantwoordelijkheid om steeds opnieuw te kiezen tussen de Geest en de modder. In de ene richting liggen de hoogste vormen van volmaaktheid, schoonheid, waarheid, mach, bewustzijn, wilskracht… hoger en groter dan wat we ons ook maar kunnen voorstellen. Dat is de wereld die gaat komen. In de andere richting zien we het laagste van het laagste : onvolmaaktheid, lelijkheid, valsheid, zwakte, onwetendheid, totale onvrijheid, eindeloos verval… vuiler, lager en egoïstischer dan om het even wat we ons maar kunnen voorstellen. Dat is deze huidige wereld.

Sommige mensen die wij kennen hebben ons verbaasd doordat ze tot ongeziene hoogten van genialiteit, schoonheid, bewustzijn, edelmoedigheid, zuiverheid, moed, vertrouwen, vrijgevigheid en integriteit opklommen. Geen enkel ander wezen, materieel of immaterieel, engel of djinn, heeft het vermogen om op die manier te groeien. Tegelijk zien wij andere mensen die door hun gemeenheid, onzuiverheid, zwak karakter, lelijkheid, lafheid en door hun vele misdaden lager gevallen zijn dan om het even welk dier, welke microbe of welke demon dan ook. De mens kan zowel in het lage, het lelijke en het kwade als in het volmaakte, het edele en het schone tot het uiterste gaan. Aan het ene extreem raken de mensen God en aan het andere extreem raken ze Satan.
De mens bevindt zich tussen twee absolute mogelijkheden, die zich elk aan een extreme kant van het spectrum bevinden. Mensen zijn snelwegen die rechtstreeks van min oneindig naar plus oneindig voeren. Een snelweg van een oneindig lage min naar een oneindig verheven plus.

De mens is een vrij en verantwoordelijk willen. Hij is tegelijk een willen dat verplicht is om te kiezen en het object van dat willen en van dat kiezen. Om het met de terminologie van het Brahmanisme te zeggen: de mens is tegelijk de reisweg, de reiziger en de reis. Mensen zijn voortdurend op weg van hun klei-natuur naar hun goddelijke natuur.

De mens, dit samenkomen van tegenstellingen, is een dialectisch wezen, een binair mirakel van God. Het wezen van de mens, hun levensdoel, is een oneindige beweging, ofwel in de richting van de klei, ofwel in de richting van God. En dat is, los van deze redenering, precies de actuele mens die we in en om onszelf opmerken, de echte mens die we in onze wetenschappelijke onderzoeken leren kennen.

De Koran spreekt herhaaldelijk over de schepping en de samenstelling van de mens, niet alleen in filosofische, maar ook in wetenschappelijke termen. God bestaat in de mens als een potentieel, een mogelijkheid, een richting waar de mens naartoe kan streven.

Waarlijk wij zijn van God en zullen naar Hem terugkeren.
(23:60)

Ik geloof niet dat deze diepzinnige ayah gaat over de dood en over het graf, zoals de meeste commentatoren schrijven. Zij doen alsof God pas dan, wanneer we naar het graf worden gebracht, bezit van ons neemt. We zouden dan pas tot God terugkeren wanneer we deze wereld, die wij als ons eigendom beschouwen, verlaten.
Ik interpreteer die ayah ook niet zoals de pantheïsten die beweren dat de mens opgaat in de objectieve essentie van God, zoals een druppel die oplost in de oceaan. Zij beweren dat het zelf verdwijnt en dat ze dan onsterfelijk worden in God. Die ayah gebruikt niet het woord “fihi” (in Hem), maar het woord “ilayhi” (naar hem). Dat wil zeggen dat we naar God terugkeren, maar niet in God. De ayah spreekt over een bepaalde richting waar de mens naartoe kan streven, de richting van de oneindige volmaaktheid.

Door zijn dubbele en tegengestelde natuur, is de mens als dialectisch fenomeen gedwongen om steeds in beweging te blijven. De mens zelf is het slagveld voor een eeuwige strijd tussen twee krachten, een strijd die de motor is achter een voortdurende evolutie in de richting van de volmaaktheid.

Deze beweging gaat van klei in de richting van God, maar waar is God? God bevindt zich in het oneindige. De mens kan daardoor nooit een definitieve rustplaats vinden en blijvend wonen in God. De afstand tussen klei en God is de afstand die de mens aflegt in de zoektocht naar volmaaktheid. Maar de mens blijft ononderbroken verder reizen en blijft stijgen in de richting van God die onbegrensd en ongebonden in het oneindige verblijft. Deze beweging van de mens gaat dus van het oneindig lage naar het oneindig verhevene en de eindbestemming is God, de Geest van God, de Oneindigheid. Het is onmogelijk voor de mens om ooit halt te houden.

Hoe schandalig zijn alle vastgeroeste standaarden en dogma’s dan. Wie zou er ooit een eeuwige maatstaf kunnen vastleggen? De mens is een voorturend kiezen, een strijd, een worden. Mensen zijn een oneindige migratie, een migratie bin zichzelf, van klei naar God. Mensen zijn migranten binnen in hun eigen ziel.

Het pad dat de mens van klei naar God brengt, wordt “madhab” genoemd. We weten allemaal dat het woord verwijst naar een pad. Religie is geen doel, maar een pad, een middel. Alle ellende binnen religieuze samenlevingen ontstaat doordat de religie van geest en van richting veranderd is. De religie krijgt en nieuwe rol en wordt een doel op zichzelf. Wanneer je echter een weg verandert in een doel, een bestemming, wanneer je het middel gaat dienen en zelfs aanbidden, wanneer je dat generatie na generatie blijft doen, honderden jaren aan een stuk, dan ga je je er op den duur zo hard aan hechten dat je ogen al vochtig worden wanneer er alleen nog maar over gesproken wordt. Op den duur ben je bereid om ten oorlog te trekken tegen iedereen die er kwaad over spreekt en spendeer je al je tijd en geld aan het versieren, oplappen en bijschaven ervan. Je loopt er voortdurend over te praten en je gunt jezelf geen minuut rust meer om je wereldlijke zaken in orde te brengen. Je wrijft er het stof van in je ogen alsof het een geneeskundige zalf was. Als je dat generatie na generatie blijft volhouden, eeuwen aan een stuk, waar kom je dan uit? Je zult de weg kwijt zijn. Ja, deze ware, rechte en duidelijke weg zal je in de verkeerder richting gebracht hebben en je weghouden van je doel en je bestemming.

En op die manier de weg kwijt zijn, na eerst op de juiste weg te zijn gegaan, is erger dan die weg nooit gekend te hebben. Je hebt gehoord dat dit ware, rechte en duidelijke pad, deze heilige snelweg, al duizenden mensen naar hun bestemming heeft gebracht. Maar nu wordt jij door datzelfde pad juist heel je leven gehinderd, waardoor je eigenlijk gelijk bent geworden aan de mensen die misleid werden en het verkeerde pad volgden.

Waarom? Omdat je van het pad een speelplein hebt gemaakt, je hebt de snelweg veranderd in een soort heilig park of een clubhuis. Kijk bijvoorbeeld naar de Shi’ieten. In hun geloof is de Imam een persoon die hen leidt en hen gidst. Maar hij is in werkelijkheid een heilig en onzichtbaar wezen geworden, een bovenmenselijk wezen dat geliefd en geloofd, aanbeden en geprezen moet worden. Verder niets! Religie als geheel, de regels en principes in de wet, de personages die een belangrijke rol spelen in de religieuze verhalen, zijn allemaal doelen op zichzelf geworden. Ze zijn niet langer in staat om jou naar het ware doel, de ware bestemming te brengen.

Het gebed is bijvoorbeeld een middel. De Koran beschrijft het als een middel om het kwade en het verwerpelijke te voorkomen. Maar de woorden en de bewegingen van het gebed zijn doelen op zichzelf geworden. Terwijl onze ideeën over het gebed steeds complexer en technischer is geworden, is de efficiëntie van onze gebeden steeds minder geworden.

Het is volgens mij geen toeval dat zoveel namen en uitdrukkingen in de woordenschat van de Islam, die alle mogelijke aspecten en dimensies van religie beschrijven, oorspronkelijk “pad” betekenden. Het woord “din” zelf betekent naast “religie” of “Heilige Wijsheid”, zoals sommigen voorstellen, ook gewoon “weg”. Ook andere termen hebben een gelijkaardige betekenis. Een “silk” is een nauwe bergpas, een “shariah” is het pad dat naar een drinkplaats leidt, een “tariqa” is een brede weg die twee steden of twee landen met mekaar verbindt, een “madhab” is een snelweg, een “sirat” is een weg die naar een gebedsplaats leidt en een “ummah” is een groep mensen die samen op weg zijn naar een gemeenschappelijke bestemming, met een ééngemaakte leiding op één gemeenschappelijk pad.

Religie is dan ook een weg of een pad dat van klei tot God leidt en dat de mens van laagheid, stilstand en onwetendheid, van het lage leven van de klei en van zijn duivelse eigenschappen omhoog stuwt naar bewegng, visie, geestelijk leven en Goddelijke eigenschappen. Als religie daar in slaagt, dan is het een ware religie. Maar als het daar niet in slaagt, dan heb je ofwel voor een verkeerd pad gekozen, ofwel ga je in de verkeerde richting op het juiste pad. In beide gevallen zal het resultaat hetzelfde zijn. We zien hier geen verschil tussen moslims en niet-moslims, ze komen allebei niet dichter bij de Bestemming van het pad.

Men zou zelfs kunnen zeggen dat niet-moslims vandaag beter bezig zijn dan moslims. Als iemand vastberaden op een verkeerd pad in de juiste richting gaat, dan kan die misschien wel eerder bij zijn bestemming aankomen dan iemand die niet weet in welke richting hij op het juiste pad moet lopen. Iemand die er voor kiest om een omweg te maken, maar die op die omweg wel vlot vooruit komt, zal vroeg of laat ooit wel eens op zijn bestemming aankomen. Terwijl sommige mensen op het juiste pad gewoon wat slenteren of in een verkeerde richting gaan, misschien gewoon blijven zitten en praten over hoe goed hun pad wel is. Misschien lopen ze wel rond in een kring om mekaar bewonderend aan te staren. Ze kennen vast de duizend en één bewijzen dat hun pad het juiste pad is en ze kennen de duizend en één voorbeelden van mensen die voor hen op het pad vooruit gekomen zijn. Maar ondanks al die bewijzen en al die zekerheid, hebben ze geen flauw benul van hun eigen achterlijkheid. Ze kennen geen zelfkritiek, ze zijn niet van plan om iets te ondernemen om te zien waar hun fouten liggen en om zichzelf te veranderen. Daardoor komt het dat de aanbidders van God ingehaald werden door de aanbidders van koeien. Onze vrome gelovigen zijn zich daar helemaal niet van bewust.

De belangrijkste elementen die we moeten onthouden uit het verhaal van de schepping van Adam, zoals dat in de Koran voorkomt, zijn de volgende:

• Mensen zijn godvormige wezens in ballingschap, dialectische wezens waarin twee tegengestelde krachten aanwezig zijn: een goddelijke en een duivelse, geest en klei.

• Mensen zijn een vrij willen, in staat om zelf hun lot vorm te gevenn. ze zijn verantwoordelijke en geëngageerde wezens.

• Mensen aanvaarden de unieke verantwoordelijkheid die God hen toevertrouwt. Ze worden Gods khalief.

• Tegelijk zijn mensen in staat om tegen God in opstand te komen. Ze eten de verboden vrucht van kennis en wordt verbannen uit de Tuin.

• Mensen moeten in de woestenij van de natuur overleven met drie zaken: intellect (de verboden vrucht), opstandigheid (Satan) en liefde (Eva). Met deze zaken moeten ze en menselijk paradijs opbouwen in de natuur, in hun plaats van ballingschap.

• Dit veroorzaakt echter een permanente strijd binnen in de mens tussen de tegengestelde krachten. De mens moet er voortdurend naar streven om van de klei op te stijgen, zodat dit dier dat uit modder en slib werd gemaakt, zijn goddelijke eigenschappen ontwikkelen.

Het wereldbeeld van de Tawhid

(door Ali Shariati, vertaling door redwasp)


Mijn wereldbeeld is dat van de Tawhid. Natuurlijk is Tawhid, in de betekenis van de eenheid van God, algemeen aanvaard door alle monotheïsten. Maar tawhid als wereldbeeld, in de betekenis die ik er aan wil geven, is een theorie over de wereld en over het heelal als een eenheid in plaats van een kunstmatige scheiding tussen natuurlijk en bovennatuurlijk, deze wereld en het hiernamaals, substantie en betekenis, geest en lichaam… Die theorie beschouwt het hele bestaan als één vorm, één enkel levend en bewust organisme, uitgerust met een wil, intelligentie, gevoel en doel. Er zijn veel mensen die geloven in Tawhid, maar alleen in de strict godsdienstige betekenis van het woord: “God is één, niet meer dan één.” Maar ik beschouw Tawhid als een wereldbeeld en ik ben er van overtuigd dat de Islam het ook op die manier bekijkt.

Ik beschouw Shirk op een gelijkaardige manier. Shirk is het wereldbeeld dat het heelal beschouwt als een onharmonische assemblage, vol onenigheid, tegenstellingen en verschillen. Het ziet in de wereld verschillende tegengestelde polen, strijdende tendensen, losse en geïsoleerde verlangens, ideeën, gewoontes, doelen en willen. Tawhid ziet de wereld als één gemeenschap, Shirk ziet de wereld als een feodaal systeem.

Het verschil tussen mijn wereldbeeld en dat van het materialisme of het naturalisme ligt in het feit dat ik de wereld zie als een levend wezen, uitgerust met een zelfbewustzijn en een wil, met een ideaal en een doel. De hele werkelijkheid is één levend wezen, met één enkele harmonieuze orde, met één leven, één wil, met gewaarwordingen en met een doel. Zo lijkt de wereld op één grote en absolute mens, precies zoals iedere mens op de hele wereld lijk, maar dan op een kleine, relatieve en onvolmaakte versie van de wereld. Anders gezegd, als we een mens nemen, een bewuste, creatieve mens met een doel, een uitmuntend voorbeeld van de hoogste graad, en deze mens zo groot mogelijk maken, dan zouden we een voorbeeld van de hele wereld zien.

De relatie tussen de mens en God, tussen natuur en meta-natuur, tussen de natuur en God (ik gebruik elk van deze woorden met tegenzin), is dezelfde als die tussen licht en de lamp die het licht uitzendt. Het is ook dezelfde relatie als die tussen de gewaarwording van je lichaam, en dat lichaam zelf. De gewaarwording van het lichaam is niet gescheiden van dat lichaam zelf, ze staat er niet los van, maar ze is tegelijk ook geen deel van het lichaam en nog minder het hele lichaam zelf. Tegelijk is dat lichaam op zichzelf, zonder dat iemand er bewust van is, een betekenisloos stuk materie.

Ik geloof daarom niet in pantheïsme, polytheïsme, trinitarisme of dualisme, maar alleen in Tawhid, dat is monotheïsme. Tawhid staat voor een bepaald wereldbeeld dat de universele éénheid van het bestaan erkent, een eenheid tussen drie verschillende sferen: God, de natuur en de mens, die uit dezelfde bron voortkomen. Die drie sferen hebben hetzelfde doel, dezelfde wil, dezelfde geest, dezelfde beweging, hetzelfde leven.

In het wereldbeeld van de Tawhid, zijn er twee relatieve kanten aan het bestaan: het onzichtbare en het manifeste. Deze twee termen worden vandaag de dag meestal gebruikt om de spreken over het zintuiglijke en het bovenzintuiglijke, of meer exact uitgedrukt, dat wat voorbij het terrein van onze onderzoeken, observaties en experimenten (en dus van onze kennis) ligt, hetgeen dat voor onze zintuigen verborgen blijft enerzijds en het observeerbare en manideste anderzijds. Dit is geen vorm van dualisme, geen tweedeling van het bestaan, maar een relatieve indeling gebaseerd op het menselijke vermogen om kennis op te doen. De verdeling van de werkelijkheid in het onzichtbare en het manifeste is een epistemologische verdeling, geen ontologische. Het is ook een logische indeling die als zodanig volledig wordt aanvaard en toegepast door de wetenschappen.

De materialisten geloven dat materie de oorspronkelijke oer-substantie is van de fysieke wereld. Ze beschouwen energie als het gevolg van veranderingen in de materie. Energisten beweren het tegenovergestelde. Zij zien energie als de oorspronkelijke, eeuwige substantie waar de fysieke wereld uit bestaat en ze beschouwen materie als een samengeperste vorm van energie. In tegenstelling tot die twee groepen, verklaarde Einstein dat uit experimenten blijkt dat noch materie, noch energie de oorspronkelijke en ware bron is van de wereld, van het bestaan. Energie en materie kunnen volledig in mekaar worden omgezet, waaruit blijkt dat ze allebei slechts manifestaties zijn van een onzichtbare en onkenbare essentie die zich soms laat opmerken in de vorm van materie, dan weer in de vorm van energie. Het is de taak van de natuurkunde om die twee manifestaties te onderzoeken als verschillende verschijningsvormen van één bovenzintuiglijke bestaansvorm.

Tekens en voorbeelden in de natuur

Het wereldbeeld van de Tawhid ziet de natuur, de manifeste wereld, als een geheel van verschillende tekens (ayaat) en voorbeelden (sunan).

Het gebruik van het woord “teken” (aya) om over een natuur-fenomeen te spreken, heeft een diepe betekenis. De oceanen en de bomen, nacht en dag, aarde en zon, aardbevingen en dood, ziekte, chaos en tumult, wetten en zelfs de mens zelf zijn allemaal tekens. Tegelijk zijn tekens niet afgescheiden van God. Tekens en God zijn geen compleet gescheiden essenties, geen tegengestelde polen.

Het woord “teken” wijst op een aanwijzing of een manifestatie. Het is een synoniem van “fenomeen”, een term die vandaag, niet alleen in de natuurkundige, maar ook in alle andere wetenschappen die zich met de zichbare wereld bezig houden, populair is. In het Farsi vertalen we dat woord als “padida” en in het Arabisch als “zahira”. Fenomenologie, in de breedste betekenis, is gebaseerd op de erkenning dat absolute waarheid, de grond en de essentie van de wereld, van de natuur, van de materie, buiten het bereik van onze kennis ligt. Wat we kunnen weten, dat waar we toegang toe hebben, dat wat we met onze zintuigen kunnen waarnemen, is slechts de verschijningsvorm, niet het wezen. Het bestaat uit de oppevlakkige en tastbare manifestaties en verwijst alleen maar naar oorspronkelijke, onzichtbare en bovenzintuiglijke werkelijkheid. Natuurkunde, scheikunde of psychologie kunnen die ver-schijningsvormen onderzoeken, ze analyseren, er kennis over verzamelen en de tastbare verwijzingen naar de ware essentie en de ziel van de wereld. Kortom, wetenschappen houden zich bezig met de tekenen, de aanwijzingen en de manifestaties van het zijn, want de tastbare natuur is het geheel van al die tekens en manifestaties.

Van alle boeken over religie, wetenschap en filosofie, is het alleen de Quran die alle objecten, alle gebeurtenissen en processen in de natuur als “tekens” beschouwt. Zowel binnen de Islamitische mytiek als in het Oosters pantheisme wordt de wereld gezien als een reeks rimpels of bubbels aan het oppervlak van een diepe, enorme, kleurloze en vormloze oceaan die God is, of de Ware Essentie van het Bestaan. Het Idealisme en verschillende religieuze en ethische stromingen beschouwen de materiële natuur als een verzameling van waardeloze voorwerpen tegenover God en de Mens. Maar de Quran zegt dat deze “tekens” een positieve wetenschappelijke waarde hebben. Het beschouwt ze niet als illusies, of als sluiers over het gezicht van de waarheid. In tegendeel. Het zijn wegwijzers die wijzen naar de waarheid en het is alleen maar door erover na te denken, op een ernstige en wetenschappelijke manier, dat we die waarheid kunnen bereiken, niet door ze te negeren en weg te werpen.

Deze manier van denken over de “tekens”, over de fenomenen in de wereld, staat veel dichter bij de hedendaagse wetenschappelijke aanpak dan die van de oude mystiek. Het gaat niet om de whadat al-wujud van de sufis, maar om een tawhid-e wujud, op wetenschappelijke en analytische basis.

Eenheid van mens en God, van natuur en bovennatuur

Tawhid moet dus geïnterpreteerd worden in de betekenis van de éénheid van de natuur met de meta-natuur, van de mens met de natuur, van de mens met de mens, van God met de wereld en van God met de mens. Het verbeeldt dit alles als één geheel, één harmonieus levend en zelfbewust systeem.

Ik heb al gezegd dat de structuur van de Tawhid geen tegenstellingen of onevenwichten in de wereld kan dulden. Volgens het wereldbeeld van de Tawhid is er dus geen enkele echte tegenstelling in het hele bestaan. Geen tegenstelling tussen mens en natuur. Geen tegenstelling tussen geest en lichaam of tussen deze wereld en het hiernamaals. Geen tegenstelling tussen materie en betekenis. Maar Tawhid verdraagt ook de wettelijke tegenstellingen niet, de klassen-tegenstellingen, de sociale, politieke, ethnische, nationale, territoriale, genetische of economische tegenstellingen. Tawhid is een manier om het hele bestaan te zien als een éénheid.

De tegenstellingen tussen natuur en bovennatuur, tussen materie en betekenis, tussen deze wereld en het hiernamaals, tussen zintuiglijk en bovenzintuglijk, geest en lichaam, verstand en verlichting, wetenschap en religie, metafysica en natuur, de werken van de mens en de werken van God, politiek en religie, logica en liefde, brood en aanbidding, vroombeid en engagement, leven en eeuwigheid, grondbezitter en boer, heerser en overheerste, zwart en wit, edelman en schooier, priester en leek, Oosters en Westers, gezegend en vervloekt, licht en duister, inherent goed en inherent kwaad, Griek en barbaar, Arabier en niet-Arabier, Perziër en niet-Perziër, kapitalist en proletariër, elite en massa, geleerd en ongeletterd… al deze vormen van tegenstelling zijn alleen maar verzoenbaar met een wereldbeeld dat gebaseerd is op Shirk, op polytheïsme. Ze zijn onverzoenbaar met een wereldbeeld dat gebaseerd is op Tawhid, op monotheïsme.

Daardoor heeft het wereldbeeld van de Shirk altijd de basis gevormd voor shirk in de maatschappij, voor discriminatie tussen klassen en rassen. Geloof in een veelheid van verschillende scheppers leidt steeds tot het goedkeuren, zelfs tot het zegenen, van verschillen tussen de schepsels. Die verschillen worden als eeuwig, natuurlijk en goddelijk voorgesteld. Tawhid, daarentegen, verwerpt al die vormen shirk en beschouwt alle deeltjes, processen en fenomenen van het bestaan als deel van een geëngageerde beweging naar één zelfde doel. Alles wat niet naar dat doel leidt, bestaat per definitie niet.

Het verwerpen van afhankelijkheid

Een ander gevolg van Tawhid als wereldbeeld, is het verwerpen van iedere vorm van afhankelijkheid van de mens tegenover sociale machten. De mens wordt volledig bepaald, exclusief en in al zijn dimensies bepaald door het bewustzijn en de wil die over het bestaan regeren. De bron van steun, richting, geloof, vertrouwen en troost bestaat uit één enkel centraal punt, een as waarrond de hele cosmos zich beweegt. Alle wezens bewegen rond in een cirkel gevormd door lichtgevende stralen op een gelijke afstand van dat middelpunt. Dat middelpunt is de machtige bron van alles wat bestaat. De enige echte wil, het enige echte bewustzijn, de enige echte kracht die bestaat en die over alles regeert. De plaats van de mens in deze wereld is een objectieve veruitwendiging van deze waarheid. Dit wordt nog veel duidelijker wanneer die mens symbolisch rond de Ka’ba loopt.

Volgens dit wereldbeeld dat gebaseerd is op de Tawhid, hoeven de mensen slechts één kracht te vrezen en zijn ze maar aan één rechter verantwoording verschuldigd. Ze richten zich naar één qibla en richten hun hoop en hun verlangens naar één unieke bron. Daar volgt ook uit dat al het andere vals en zinloos is. Alle verschillende stromingen, strevingen, angsten, verlangens… van de mensen, zijn leeg en vruchteloos.

Het wereldbeeld van de Tawhid geeft de mensen hun onafhankelijkheid en hun waardigheid. Onderwerping aan God alleen, het volmaakte voorbeeld voor alle wezens, nodigt de mensen uit om in opstand te komen tegen alle liegende machten, alle vernederende vormen van dwang en terreur, alle verslavende vormen van hebzucht.

Stellingen over Materialistische Theologie

Tot nu toe is bijna alle theologie idealistisch van aard geweest. Het wordt tijd dat de theologie aandacht krijgt voor de materie. Voor de materie waar wij levende, denkende, biddende, hopende, dankende, liefhebbende, vloekende, strijdende… mensen uit zijn opgebouwd en de materie waarin wij leven.

Deze stellingen proberen een aanzet te geven tot het opbouwen van een materialistische theologie, tot een materialistische manier om aan theologie te doen.

I. Wat is Materialistische Theologie
II. Het aanbidden van Goden
III. Tawhid en Shirk
IV. Mystiek, zingeving en spiritualiteit
V. Macht

redwasp

Stellingen over materialistische theologie – V. Macht

De enige aanvaardbare machtsrelatie, binnen de leer van de tawhid, is deze tussen de Ene God van de Eenheid en Haar/Zijn schepselen. Deze Ene God, de Eenheid waar alles en iedereen naar terugkeert, heeft sowieso de ultieme macht over alles wat bestaat. In het aanbidden van deze Ene, in de religieuze praxis van de tawhid, wordt deze relatie symbolisch, maar ook praktisch (in tal van reële handelingen) uitgedrukt.

Iedere andere machtsrelatie, iedere machtsrelatie tussen schepsels onderling, wordt door de leer van de tawhid verworpen als een vorm van shirk.

[

Dat wil niet zeggen dat wij ontkennen dat er andere machtsrelaties bestaan dan deze tussen de Ene en Haar/Zijn schepselen. Helaas wordt ons leven in deze wereld gedomineerd door tal van machtsrelaties, tal van vormen van afhankelijkheid. Mensen met eigendom zetten dat eigendom in om anderen voor hen te laten werken. Mensen met wapens zetten geweld in om anderen te laten doen wat zij hen opdragen. Mensen die er in slagen om een groep gewapende mensen (een leger, een politiemacht of en een andere gewapende bende) te controleren, zetten die groep in om hun wil op te leggen aan de bevolking. Nog andere mensen slagen er op subtiele manieren in om symbolische macht te verwerven. Dat doen ze bijvoorbeeld door te dreigen met goddelijke interventies, door de hemel te beloven of door hun privé-belangen zodanig te verwoorden dat andere mensen gaan geloven dat het dienen van die belangen een ethische kwestie is.

Of het nu gaat om eigendom, wapens, symbolische of psychologische dwang, de kern van alle menselijke machtsrelaties is steeds de macht om geweld te gebruiken. Wie zelf geen eigendommen heeft en zich dus objectief gezien verplicht voelt om voor een ander te gaan werken, die doet dat om niet van de honger om te komen. De dreigende hongersnood is een vorm van geweld. Wie mensen wijsmaakt dat het ethisch hoogstaander is om zijn privé-belangen te dienen dan om voor zichzelf op te komen, die gebruikt vormen van psychologische dwang, van bedrog, van psychologisch geweld.

[

Tal van machtsrelaties zijn in de loop der eeuwen als het ware in onze maatschappij ingesleten. Op den duur zijn ze zo alomtegenwoordig, dat ze haast als natuurlijk worden aangevoeld, hoewel ze helemaal niet natuurlijk zijn, maar het gevolg van het feit dat de ene mens in staat is om geweld te gebruiken of met geweld te dreigen tegen een andere mens.

Dit fatalistisch gevoel dat de bestaande machtsorde natuurlijk is, dat zij het gevolg is van de natuurwetten zoals die nu eenmaal zijn, wordt in verschillende religieuze discours gereproduceerd onder de vorm van een zogenaamd door God gewilde orde. De God die dit alles heeft geschapen, zo wordt dan beweerd, heeft niets anders gewild dan een wereld waarin de ene mens macht heeft over de andere. Uitbuiting, onderdrukking, marginalisering, hiërarchie… zijn allemaal een onderdeel van het Goddelijke Heilsplan. Wie tegen dat plan, tegen die Goddelijke Orde in opstand durft komen, is volgens die theologische opvatting, een

[

Het is voor een materialistische theologie belangrijk om de realiteit van deze machtsrelaties kritisch te onderzoeken. De bestaande machtsrelaties vormen de structuur van iedere samenleving waarin mensen leven en dus ook religie beleven. Zonder die realiteit te willen zien, zal ieder denken over religie noodzakelijkerwijs vervallen in simplismen en in nietszeggende abstracties.

[

In de verhalen over de profeten van de Ene, zien we steeds opnieuw dat de afgoderij die zij bestrijden niets meer is dan de symbolische verschijningsvorm van de bestaande machtsrelaties in de maatschappij. Abraham komt in opstand tegen de afgoderij in zijn land, tegen de Nimrods en de andere heersers die zichzelf als God willen laten aanbidden om zo nog meer macht te verwerven over hun onderdanen. Mozes en de tot slaaf gemaakte Israëlieten die zich met hem verenigd hebben, vallen de afgoderij van de Egyptische Farao aan, het systeem van afgoderij dat de macht van de Farao en zijn hofhouding moet verterken en verankeren. Elia bestrijdt niet alleen de heersersgod Baäl, maar meteen ook de heerser Achab en zijn hofhouding, die de cultus van deze afgod gebruiken als ideologie om de geesten van de tot slaaf gemaakte bevolking voor zich te winnen. Jezus verzette zich tegen het Romeinse Imperium en de militaire bezetting van Palestina, een imperialistisch systeem dat niet alleen steunde op de zwaarde van de legionairs, maar ook op de ideologie die het verafgoden van de Caesar als kern had. Tegelijk verzette diezelfde Jezus zich ook tegen die strekkingen binnen het jodendom die de rituele zuiverheid tot een nieuwe afgod hadden gemaakt en op die manier het verzet tegen onderdrukking, de eigenlijke kern van het revolutionaire jodendom, verwaterd en verworpen hadden. Ook de profeet Mohammed verzette zich niet alleen tegen de afgoderij van de Mekkaanse heersers, maar tegelijk ook tegen de heerschappij van die Qoeraisjieten.

[

Het is belangrijk om op te merken dat bepaalde vormen van materialisme de politieke kwestie van de macht ondergeschikt maken aan de economische kwestie van de productie en de eigendomsverhoudingen. Wanneer we echter kijken naar de geschiedenis, dan merken we dat het vaak juist de machtsverhoudingen zijn, de materiële mogelijkheid van sommige mensen om macht uit te oefenen over andere mensen, die bepalen hoe de eigendomsverhoudingen liggen.

Het ziet er naar uit dat de allereerste uitbuitingsverhouding tussen heersers in de stad en tot slaaf gemaakte boeren op het platteland, slechts kon ontstaan als gevolg van het gebruik van georganiseerd geweld door die heersers.

[

De preciese verhouding tussen economie en politiek is al heel lang een debat binnen de revolutionaire beweging. Met Karl Marx kunnen we stellen dat onze (economische) productiewijze ook steeds passende (politieke) machtsverhoudingen in het leven zal roepen. Met David Graeber kunnen we echter evenzeer stellen dat de eigendomsverhoudingen van iedere klassenmaatschappij ontstaan zijn als gevolg (en niet als oorzaak) van het ontstaan van legers en van heersers.

[

In het Bijbelse en Koranische verhaal van Kaïn en Abel krijgen we een symbolische representatie van hoe productiewijze en heerschappij in mekaar overvloeien. Abel, de herder, is hier de symbolische vertegenwoordiger van de primitieve samenleving van jagers, verzamelaars en herders. Een samenleving waarin de mensen met een minimum aan eigen arbeid, net zoals de andere dieren, leefden van hetgeen de natuur hen gaf. Kaïn, de landbouwer, symboliseert daarentegen de agriculturele maatschappij waarin de geplande arbeid van de mensen de belangrijkste bron van levensmiddelen werd. Toen het offer van Kaïn (een paar verschraalde landbouwproducten) niet werd aanvaard en dat van Abel (een dier uit zijn kudde) wel, werd Kaïn kwaad en gebruikte hij geweld om Abel fysiek uit de weg te ruimen.

Volgens Ali Shariati symboliseert het moordend van Kaïn tegen Abel hoe de evolutie van een primitieve samenleving naar een georganiseerde maatschappij verliep via een gewelddadige revolutie, waarbij de mensen uit de oude samenleving met geweld onderworpen werden door de mensen van de nieuwe maatschappij.

Binnen die interpretatie van het verhaal zien we dus hoe ook in de Bijbelse en Koranische symbolische kijk op de geschiedenis, de productieverhoudingen en de machtsverhoudingen samen met mekaar evolueren. Er is geen primaire en geen secundaire evolutie, het politieke en het economische zijn twee kanten van dezelfde medaille.

[

Als materialisten moeten we beseffen dat onze analyses, hoe complex ze ook mogen zijn en hoe zeer we ze ook enten op materialistisch onderzoek van de materiële wereld, steeds opnieuw een versimpeling van de werkelijkheid inhouden. In de materiële werkelijkheid van het ontstaan en de historische ontwikkeling van de klassenmaatschappij, is er niets dat even afgelijnd en duidelijk is als in onze analyses van dat proces. Het is dan ook niet verstandig om te veel energie te investeren in het onderzoek naar wat hier primeert.

Ook hier zien we dus dat de werkelijke ontwikkeling complex en dialectisch is, niet simpel en mechanisch. Ook hier zien we dat verschillende processen, die in onze analyses conceptueel gescheiden zijn, voortdurend in mekaar overlopen.

Een materialistische theologie moet dan ook, wanneer ze macht wil onderzoeken, beseffen dat macht en eigendom, geweld en productie, uitbuiting en onderdrukking, steeds met mekaar overlappen.

Stellingen over materialistische theologie – IV. Mystiek, zingeving en spiritualiteit

Om de materiële oorzaken van de spirituele en mystieke ervaring te begrijpen, moeten we wat meer leren over de zogenaamde neuro-theologie, de wetenschap die de neurologische basis van religieuze ervaringen onderzoekt.

We moeten ons er steeds van bewust zijn dat deze ervaringen ontsaan als het gevolg van (materiële) oorzaken en omstandigheden:

  • omgeving

  • lichaam

  • praxis

  • oefening en ervaring

  • kennis van mystieke en spirituele tradities

[

Neurotheologisch onderzoek ontdekte dat intens geconcentreerde meditatie / contemplatie een verandering teweeg brengt in de hersenen, waardoor mensen geneigd worden om transcendente religieuze ervaringen te zien als tastbare werkelijkheid. Deze staat van bewustzijn wordt door mystici uit alle tradities beschreven als “éénheid met het hele universum”.

Het deel van onze hersenen waarmee we ons orienteren in de ruimte heeft zintuiglijke input nodig om zijn werk te kunnen doen. Wanneer die zintuiglijke input tijdens intense meditatie / contemplatie geblokkeerd wordt, dan kan het brein op den duur geen normaal onderscheid meer maken tussen zelf en niet-zelf. Zonder informatie vanuit de zintuigen kan het oriënterend gedeelte in de linker hersenhelft geen grens meer bepalen tussen het zelf en de wereld. De hersenen kunnen dan ook niets anders dan het zelf als eindeloos ervaren, intiem verbonden met alles wat bestaat. In de rechter hersenhelft valt het oriënterend gedeelte bij gebrek aan zintuiglijke input terug op de default instelling: het gevoel van een oneindige ruimte. De mensen die dit ervaren, hebben het gevoel dat ze de oneindigheid aanraken.

[

Hoewel de oorzaak van een mystieke / spirituele ervaring steeds (in laatste instantie) materieel is, wijst de ervaring zelf steeds verder dan het materiële, zintuiglijke.

Het goddelijke “laat zich kennen” of “openbaart zich” doorheen deze ervaring. Maar een materialistische theologie moet zich steeds bewust blijven van de materiële, aardse oorzaken van de ervaring.

[

We zeggen dat het goddelijke zich aan ons openbaart, dat het zich aan ons laat kennen. De grond van deze ervaring is echter de structuur van onze hersenen, die exact geschikt is om dit soort ervaringen voort te brengen.

We zouden kunnen zeggen dat onze fitra een nauwkeurig afgestemde antenne is die is ingesteld om het “goddelijke signaal” te ontvangen.

[

Ook al zou er geen zender zijn, ook al zou er geen ultieme goddelijkheid bestaan die zich in de mystieke ervaring aan ons openbaart, dan nog kunnen wij niets anders dan het signaal ontvangen, het interpreteren en er zingeving uit te putten.

[

Iedere god is ook een zingever, iets of iemand die het leven van haar/zijn aanbidders een zin, een gevoel/vermoeden/illusie/besef van zinvolheid geeft.

Ook het verlangen naar een zin in dit leven is een aangeboren menselijke eigenschap die diep in ons allen ingebakken zit.

[

Er bestaan verschillende materiële wortels voor het aangeboren verlangen naar zingeving.

Eerst en vooral zijn wij mensen steeds doelmatige doeners. We zijn voortdurend aan het handelen, onze omgeving aan het transformeren. En we hebben daarbij meestal een doel voor ogen. We handelen om onze wereld beter te maken. Juist doordat wij zelf als mensen steeds op die manier handelen met een achterliggende bedoeling om de wereld beter te maken, verlangen we ook om een gelijkaardige bedoeling achter het geheel van de schepping te vinden.

Dit verklaart echter alleen hoe het komt dat we een zin achter de wereld op zich vermoeden. Ons verlangen gaat echter veel dieper dan dat. We willen een zin achter ons eigen, individueel bestaan ontdekken. We willen begrijpen waarom wij ons precies op deze plaats in het geheel bevinden. We willen onze persoonlijke rol in deze wereld begrijpen en we willen voelen dat die rol positief is.

[

De zin van ons bestaan, het gevoel / besef dat ons pesoonlijk bestaan zinvol is, heeft veel weg van het gevoel / besef / vermoeden dat we belangrijk / waardevol / gewaardeerd / geliefd / … zijn.

Ook dat verlangen heeft diepe materiële wortels. Voor prehistorische jagers-verzamelaars, was het van levensbelang om door de stam aanvaard te worden. Wanneer een individu door de stam uitgestoten werd, dan betekende dat voor die persoon vaak het definitieve einde. Alleen in groep was het mogelijk om in die woeste wereld te overleven. Onze gevoeligheid voor de mate waarin we gewaardeerd / geliefd / belangrijk geacht / … worden, is uit deze levensnoodzaak ontstaan.

Net zoals we willen dat de mensen uit onze omgeving ons waarderen / liefhebben / belangrijk vinden / … zo verlangen we dat ook van de hele kosmos en van onze goden.

[

We kunnen dus zeggen dat ons verlangen naar zingeving twee materiële psychologische oorzaken heeft : onze neiging om overal een bedoeling achter te zoeken (omdat we zelf doelmatige doeners zijn) en ons verlangen om geliefd / gewaardeerd / … te worden.

[

We zijn geneigd om onze goden als zingevers te zien (om ons velrangen naar zingeving te projecteren op onze goden).

Onze goden worden geacht een diepere bedoeling te hebben met deze schepping. Wij kunnen meewerken aan dit doel door de juiste instelling en de juiste praxis (doen wat de goden bedoeld hebben).

Tegelijk geloven we dat onze goden ons al dan niet liefhebben / waarderen / … op een “betere” manier dan de mensen om ons heen dat ooit zouden kunnen.

[

Als materialisten moeten we ons afvragen in hoeverre deze projectie ook echt op een materiële basis rust. Dat betekent in de eerste plaats dat we ons moeten afvragen of deze of die religieuze praxis inderdaad leidt tot het gewenste resultaat (het voorgewende doel).

Symbolisch kunnen we deze vraag herformuleren als “Wat is de echte bedoeling van deze of die god?”

[

Er bestaan vormen van religie die het menselijke verlangen naar zingeving perfect lijken te bevredigen, maar die ondertussen deze of andere mensen vernietigen.

Dat soort religie is niet anders dan de hard-drugs die soldaten moeten nemen om op het slagveld hun empathische menselijk natuur efficiënt te onderdrukken.

[

Er bestaan ook vormen van religie met positieve effecten voor de aanbidders en hun omgeving, maar met weinig aandacht voor zingeving. Hoewel deze religies misschien wel heilzaam zouden kunnen zijn voor de aanhangers, lopen de meeste mensen ervan weg.

[

We zouden kunnen zeggen dat de mensen hard wired zijn om het goddelijke te ontmoeten tijdens een mystieke ervaring en dat ze tegelijk op zoek zijn naar een bron van zingeving in hun leven. Spiritualiteit is de praxis die deze director mystieke ervaring van het goddelijke verbindt met de zingeving die dit goddelijke te bieden heeft.

[

Er bestaan vormen van spirituele praxis die gebaseerd zijn op heel complexe rituelen en op moeilijk te vatten esoterische inzichten, maar er bestaan ook vormen van spirituele praxis die heel eenvoudig zijn. De spiritualiteit van het dagelijks leven, de kunst om het dagelijks leven tot een bron van zingeving te maken door in iedere handeling, hoe banaal ook, te proberen het goddelijke te ontmoeten, is een vorm van spiritualiteit die voor de meeste mensen toegankelijk is.

[

Ook hier zijn we er ons pijnlijk van bewust dat het dagelijks leven van miljoenen mensen op deze planeet een dagelijkse strijd is om te overleven. De spontane spiritualiteit van het dagelijks leven kan bij deze mensen dan ook geen andere vorm aannemen dan een spiritualiteit van de dagelijkse strijd om te overleven.

Een materialistisch inzicht in de oorzaken en de omstandigheden waaruit de ellende van deze mensen ontstaat, kan deze spiritualiteit van de dagelijkse strijd om te overleven op een hoger niveau tillen door deze te transformeren tot een spiritualiteit van de collectieve strijd voor bevrijding.

Stellingen over materialistische theologie – III. Tawhid en Shirk

Hoewel we als materialistische theologen zowel in de (materiële) oorzaken als in de (materiële) gevolgen van religieus gedrag geïnteresseerd zijn, zijn de gevolgen uiteindelijk steeds doorslaggevend.

Een vorm van religieus gedrag die ontstaan is uit een heel idealistische kijk op de wereld, uit tradities die doordrenkt zijn met reactionaire symboliek en uit een maatschappelijke structuur die op onderdurkking en uitbuiting is gebaseerd, kan toch een heel positieve kracht zijn in de samenleving wanneer de gevolgen van dit gedrag ook positief zijn. Zelfs een religie die uit heel verdachte oorzaken en omstandigheden ontstond, is een positieve religie wanneer er een positieve transformatie van de wereld door ontstaat.

Een vorm van religieus gedrag die ontstaat vanuit een heel correct materialistisch inzicht in dit leven en deze wereld, die geënt is op de meest progressieve tradities en die wortels heeft in de meest bevrijdende vormen van protest tegen onrecht en ongelijkheid in deze maatschappij, kan een heel negatieve maatschappelijke kracht worden wanneer de gevolgen van dit gedrag negatief zijn. Zelfs de religie, die onder meest volmaakte omstandigheden ontstond, kan een negatieve religie worden wanneer er een negatieve transformatie van de wereld door ontstaat.

[

Op de verschillende niveaus en in de verschillende sferen van het menselijk leven, zien we ruwweg dat de meeste positieve gevolgen die het aanbidden van een god kan veroorzaken, steeds te maken hebben met het verhogen van evenwicht en éénheid in de samenleving. De negatieve gevolgen hebben daarentegen steeds te maken met het verhogen van ongelijkheid, onvrijheid, onenigheid en onevenwicht.

Ruwweg kunnen we dus zeggen dat er twee soorten religieuze bewegingen bestaan. De eerste soort bewegingen brengen de mensen meer samen, verhogen de éénheid en de harmonie in de samenleving. De tweede soort bewegingen jagen de mensen verder uit mekaar en verhogen daardoor de twist en de tweedracht.

[

Er bestaan ruwweg twee soorten religies in deze wereld, twee soorten religieuze beweging / dynamiek :

  • Het aanbidden van sommige goden drijft mensen uit mekaar. Deze goden veroorzaken ongelijkheid, onrecht, tweedracht, strijd. Het aanbidden van die goden leidt uiteindelijk steeds tot de heerschappij van een kleine groep mensen en de slavernij van de meerderheid van de bevolking.

Aangezien het aanbidden van deze goden de mensen steeds opnieuw uit mekaar dreift, weg van de eenheid, zeggen we dat deze vormen van religieuze praxis een centrifugale of middelpunt-vliedende kracht zijn in de samenleving. We spreken in het vervolg ook wel van centrifugale goden of centrifugale vormen van religieuze praxis.

Voorbeelden van centrifugale goden zijn Ego, Macht, Rijkdom, Lust, Status, Nationaliteit, Ras, Mannelijkheid, Staat, Vrije Markt, …

  • Het aanbidden van andere goden brengt mensen daarentegen dichter bijeen. Deze goden veroorzaken meer eenheid, gelijkheid, gerechtigheid, solidariteit en vrede. Het aanbidden van die goden leidt uiteindelijk tot een samenleving waar éénheid en harmonie werkelijk kunnen groeien en alle mensen omhoog tillen.

    Aangezien het aanbidden van die goden de mensen steeds dichter bij mekaar brengt, steeds dichter bij de eenheid in hun midden, zeggen we dat deze vormen van religieuze praxis een centripetale of middelpunt-zoekende kracht zijn in de samenleving. We spreken in het vervolg ook wel van centripetale goden of centripetale vormen van religieus gedrag.

    Voorbeelden van centripetale goden zijn : Vrede, Solidariteit, Gerechtigheid, Eenheid, Evenwicht, Gelijkheid …

[

De verschillende centrifugale goden drijven de mensheid steeds verder uit mekaar. Zelfs tijdelijke allianties tussen (de aanhangers van) deze verschillende goden (bijvoorbeeld tussen Rijkdom en Macht, tussen Status en Lust… ), worden steeds opnieuw opgebroken.

Iedere tijdelijke éénheid die ontstaat tussen (de aanhangers van) deze goden, ontbindt steeds na relatief korte tijd weer in tweedracht, twist, oorlog en vernietiging.

[

De schijnbaar verschillende centripetale goden, zijn in feite niets anders dan verschillende verschijningsvormen van de Ene, de Eénmakende, De God van de Eenheid.

Aangezien deze verschillende verschijningsvormen eigenlijk allemaal vormen van dezelfde Ene Centripetale Kracht zijn, kunnen we zonder problemen over één God van de Eénheid spreken. In het Arabisch wordt deze Ene God “Allah” genoemd, wat simpelweg “De God” betekent.

Iedere centripetale religie leidt uiteindelijk tot dit belangrijke inzicht: Alle schijnbaar verschillende goden die de mensen naar meer éénheid leiden, zijn eigenlijk slechts verschillende verschijnings-vormen van één en dezelfde God van de Eénheid.

Het erkennen van de éénheid van deze schijnbaar verschillende centripetale goden, en het aanbidden van deze Ene God van de Eénheid, wordt in het Arabisch “tawhid” (éénmaken) genoemd. Het omgekeerde van tawhid, het aanbidden van goden die verdeeldheid zaaien, wordt “shirk” (partners toekennen) genoemd.

[

Een materialistische theologie zoekt het verschil tussen centrifugale en centripetale goden niet in de eerste plaats in de verschillende mythologische voorstellingen van deze goden, maar in de materiële gevolgen van hun aanbidding, de gevolgen van de religieuze praxis van hun aanhangers op de materiële wereld waarin ze leven.

Materialisten beschouwen schijnbaar verschillende goden als één en dezelfde god wanneer het aanbidden van die goden tot dezelfde gevolgen leidt. Tegelijk beschouwen ze twee versies, zogenaamd van dezelfde god, als verschillende goden wanneer het aanbidden ervan tot verschillende resultaten leidt.

[

Tawhid heeft op zich twee dimmensies. Er bestaat een inclusieve dimensie van de tawhid en een exclusieve dimensie. De inclusieve tawhid is het besef dat alle zogenaamd verschillende centripetale goden eigenlijk één zijn. De exclusieve tawhid is het besef dat er een antagonistische tegenstelling bestaat tussen centripetale en centrifugale goden.

[

De inclusieve tawhid is het inzicht dat de religieuze beweging die naar meer éénheid, meer evenwicht en meer vrede leidt, in verschillende vormen en versies bestaat. Ook al lijken deze verschillende vormen aan de oppervlakte soms met mekaar tegenstrijdig, toch zijn het verschillende vormen die naar dezelfde éénheid leiden. Het zijn verschillende versies van dezelfde beweging.

Aangezien iedere mens op elk moment (spiritueel) op een andere plaats is, moeten er ook verschillende wegen naar éénheid bestaan.

Stel dat de personen A en B zich (zoals op de tekening hierboven) elk op een (spiritueel) totaal andere positie bevinden tegenover het Goddelijke. Indien A, om dichter bij Allah te komen, spiritueel gezien een afstand van x stappen moet afleggen in een bepaalde richting en B besluit om letterlijk hetzelfde te doen als A, dan komt B uiteindelijk misschien wel verder van Allah uit dan zij/hij begon. Misschien moet B wel in exact de tegenovergestelde richting stappen als A om uiteindelijk in het centrum bij Allah uit te komen.

[

Deze inclusieve dimensie van de tawhid wordt in de Boeddhistische traditie samengevat in het inzicht dat er 84.000 toegangspoorten tot de Dharma bestaan.

[

Er bestaan nog heel veel metaforen die elk op zich een facet uitdrukken van de inclusieve tawhid. We kunnen bijvoorbeeld spreken over hoe bergbeklimmers die een berg van verschillende kanten beginnen te beklimmen, bij het naderen van de top ook onvermijdelijk mekaar steeds dichter naderen. Of we kunnen er op wijzen dat mensen die diep in de aarde graven, mekaar ook steeds dichter benaderen naarmate ze dichter bij de kern komen.

Een mooie metafoor in de Islamitische traditie is de Qibla, de vastgelegde gebedsrichting. Alle moslims over heel de wereld bidden in de richting van hetzelfde punt, ook al bidden sommigen naar het oosten, anderen naar het westen en nog anderen naar het zuiden of het noorden. Op het moment van de Hadj, de jaarlijkse bedevaart naar Mekka, komen duizenden moslims uit alle mogelijke windstreken naar dit ene middelpunt, om daar samen rond het centrum heen te circuleren.

[

We moeten echter opletten dat we ons door deze metaforen niet te veel laten meeslepen. Wanneer we ons te veel baseren op deze vergelijkingen, dan verliezen we het feit uit het oog dat de beweging naar het centrum, de centripetale beweging naar meer éénheid, eigenlijk geen echt eindpunt kent. Hoe dicht we die éénheid ook proberen te benaderen, we blijven steeds op een afstand.

In de plaats van ons de Goddelijke Eenheid voor te stellen als een simpel punt op een rechte lijn, waar we zonder al te veel problemen in een eindige tijd naartoe kunnen stappen, denken we beter aan een soort asymptotische benadering van het Goddelijke.

De centripetale God (de Ene, de Eénmakende die achter alle centripetale krachten schuilt) is op zich transcendent. Niets in deze materiële wereld kan ooit helemaal goddelijk zijn. We kunnen de goddelijker éénheid nooit helemaal bereiken, maar we kunnen ze wel arbitrair dicht benaderen.

Dit beeld, een God van de Eénheid die asymptotisch benaderd wordt, is correcter dan de simplistische voorstelling van Allah als een punt op dezelfde lijn als de mensen die haar/hem aanbidden. De asymptotische benadering toont ons niet alleen dat de Goddelijke Eénheid nooit helemaal bereikbaar is, maar ook dat het steeds moeilijker wordt om (nog) dichter bij die Eénheid te komen.

[

Exclusieve tawhid is het inzicht dat er binnen iedere religie zowel centripetale als centrifugale krachten, praktijken, goden… bestaan. De exclusieve dimensie van de tawhid leert ons om binnen iedere religieuze stroming en traditie het onderscheid te maken tussen alle vormen van aanbidding van de vele centrifugale goden en alle vormen van aanbidding van de Ene, de centripetale God van de Eénheid.

[

De lijn tussen tawhid en shirk (afgoderij) loopt dwars door iedere grote religie heen. Binnen ieder egrote religie (jodendom, christendom, islam, hindoeisme, boeddhisme, humanisme…) bestaan er zowel centripetale als centrifugale bewegingen.

Alleen door een goed begrip van zowel de inclusieve als de exclusieve dimensie van tawhid, kunnen we binnen elk van die grote religies (steeds opnieuiw onder concrete materiële sociale, politieke en economische omstandigheden) dit belangrijke onderscheid maken tussen centrifugale en centripetale goden en hun aanhangers.

[

Er bestaan vormen van shirk die er uitzien als vormen van tawhid. Deze vormen van afgoderij kunnen onder verschillende omstandigheden ontstaan:

  • Door het optreden van de profetische beweging is (een bepaalde vorm van) tawhid tot de dominante vorm van religie geworden in een bepaalde regio. Wie onder die omstandigheden het aanbidden van afgoden wil opdringen aan de bevolking, moet doen alsof die afgoden eigenlijk manifestaties van de Ene God van de Eénheid zijn.

  • De aanhangers van een bepaalde centrifugale god zijn erin geslaagd om de totale macht in de maatschappij naar zich toe te trekken. Hun totale monopolie op de macht wordt dan symbolisch uitgedrukt in het totale monopolie van hun god om door de onderworpen mensen aanbeden te worden.

In beide gevallen is dit geen echte vorm van tawhid. Het is geen religieus gedrag dat tot meer éénheid leidt. In tegendeel, het versterkt de grote verschillen tussen heersers en overheersten.

Hoewel deze vorm van shirk er op het eerste zicht uitziet als monotheïsme, is het eerder een van bovenaf opgelegde vorm van henotheïsme.

Net zoals de alleenheerschappij van een iedere menselijke dictator in de praktijk door ontelbaar veel zaken wordt begrensd, wordt ook het monopolie van iedere henotheïstische oppergod steeds opnieuw beperkt.

Henotheïsme is de vorm van shirk die er aan de oppervlakte het meest uitziet als tawhid.

[

Tawhid, het aanbidden van de Ene God van de Eenheid, is steeds opnieuw onverzoenbaar in strijd tegen iedere mogelijke vorm van ongelijkheid (op basis van klasse, gender, ras, afkomst, vermogen, overtuiging…) en iederde vorm van onrecht die uit die ongelijkheid voortvloeit.

Tegelijk is iedere daad van verzet tegen onrecht en ongelijkheid, een vorm van aanbidding van de Ene, een religieuze daad, een vorm van tawhid.

Op dezelfde manier is iedere religie die zich richt op het aanbidden van centrifugale goden, steeds opnieuw onverzoenbaar vijandig staat tegenover alle bewegingen die streven naar meer gerechtigheid. Iedere beweging die gelijkheid en gerechtigheid bestrijdt, dient bewust of onbewust de belangen van deze verschillende centrifugale goden en hun aanhangers.

[

De hoofdtegenstelling binnen iedere religie is dus niet deze tussen de zogenaamde gelovigen en de zogenaamde ongelovigen, zoals de idealisten graag beweren. Het belangrijkste onderscheid moet niet gemaakt worden op basis van het criterium “Welke ideeën gelooft iemand?”, maar op basis van de praxis van de religieuzen: Zetten mensen zich in voor Eenheid en aanbidden ze op die manier de Ene, of zetten ze zich juist in voor de verschillende centrifugale goden?

[

We moeten kritisch zijn tegenover de naïeve, simplistische vormen van atheïsme. Deze vormen van atheïsme blijven hangen bij de idealistische vraag naar het geloof in bepaalde (beelden van) goden. Ze weigeren om de diepere materialistische vragen naar de materiële kanten van het aanbidden van goden te stellen.

De uitspraak “Ik geloof niet in God” is niet alleen een geloofsbelijdenis (een dogma), het is ook een duidelijk teken van onbegrip. Het toont aan dat der persoon die deze uitspraak doet, niet begrepen wat een god is en hoe juist het aanbidden door mensen iets of iemand tot een god maakt. Het is een aanwijzing dat de persoon die deze geloofsbelijdenis aflegt niet veel dieper is geraakt dan het oppervlakkige idealisme dat zich alleen maar afvraagt in welke ideeën iemand al dan niet gelooft.

[

Het valt op dat alle fundamentalistische stromingen, zowel de theïstische als de atheïstische, deze simplistische en idealistische kijk op geloof in goden met mekaar gemeen hebben. Eén van de belangrijke kenmerken van fundamentalistisch denken is dat het zich nooit ver verwijderd van de meest simplistische vormen van idealisme, dat het nooit dieper durft graven of verder durft kijken.

De fetisjistische omgang met dogma’s en geloofsbeleidenissen bij alle fundamentalistische stromingen, is een duidelijk symptoom hiervan.

[

Een materialistische theologie komt steeds opnieuw op deze ene hoofdvraag terecht: “Tawhid of Shirk?” of anders uitgedrukt “Welke goden worden hier aanbeden en waartoe leidt ons dat?”

De vraag “Theïsme of atheïsme?” leidt in die zin alleen maar af van deze hoofdvraag. Zelfs voor een verstokte atheïst is deze vraag eigenlijk naast de kwestie. Ook zij/hij zou zich eigenlijk de vraag “Monotheïsme of polytheïsme?” moeten stellen. Ook zij/hij zou zich moeten afvragen welke god(en) zij/hij aanbidt.

[

De materialistische theologie kan op zich strikt genomen niet meer doen dan het onderzoeken van de (materiële) oorzaken en de (materiële) gvolgen van de verschillende vormen van aanbidding. Ze kan het onderscheid onderzoeken tussen tawhid en shirk. Daar blijft het echter bij. Dat is het diepste inzicht dat een materialistische theologie, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, ooit kan bereieken.

De keuze tussen tawhid en shirk is echter steeds een ethische keuze die aan de wereld van de wetenschappelijke analyse ontsnapt en die individueel moet gemaakt worden.

[

De materialistische theologie kan de verschillende mogelijke gevolgen van tawhid en van shirk onderzoeken, maar de uiteindelijke ethische vraag moet steeds buiten de theologie (voorbij de theologie) door iedere individuele mens en in iedere concrete situatie opnieuw, zelf beantwoord worden.