Het beslissend belang van basisgroepen

(Toespraak door priester en bevrijdingstheoloog Leonardo Boff voor een bijeenkomst van basisgemeenschappen in Brazilië. In het Nederlands vertaald en bewerkt door Herman Hendrickx van het Bijbelcollectief van Christenen voor het Socialisme)

De basisgroepen zijn vandaag de dag een nieuwe verschijningsvorm van het christendom op wereldschaap. Men vindt ze in alle werelddelen en in alle kerken. Volgens de laatste onderzoeken (in de jaren 1990) zin er ongeveer honderdduizend.Na de armoedebeweging in de dertiende eeuw en de Reformatie in de zestiende eeuw vormen zij ongetwijfeld het meest betekenisvolle verschijnsel in de geschiedenis van het christendom. De basisgroepen zijn van beslissend belang om te komen tot een ontmoeting van het christendom met de verschillende culturen en tot een alternatief voor de machtsuitoefening in de kerk.

Ontstaan van de basisgroepen

De basisgroepen ontstonden vanuit het samengaan van drie stromingen: het ontstaan van een gemeenschapsgeest, het opkomen van lekenbewegingen binnen het kerkinstituut, het ontstaan van een bevrijdingsbeweging.

Gemeenschapsgeest

De basisgroepen maken deel uit van een veel omvattender beweging die op zoek is naar meer gemeenschapsleven. De huidige samenleving is massaal geworden. Gemeenschapsbanden zijn opgelost, mensen zijn nummers geworden in een productie- en consumptieproces. Als weerstand daartegen ontstonden allerwegen basisgroepen, verbanden die als karakteristiek hebben dat zij mensen weer een gezicht geven, een eigen plek en een eigen naam. De basisgroepen ontsproten uit de menigte die de kerken vult. Kerken waarzij niets te vertellen hebben maar slechts consumenten zijn van de markt van symboolgoederen. In de basisgroepen hervinden deze gelovigen het charisma van de broederschap en een organisatievorm voor de christelijke gemeenschap.

Lekenbeweging

In de jaren zestig besloot de kerk van Latijns-Amerika een uitweg te zoeken uit de zware crisis van het priestertekort. Zij begon ruimte te geven aan de leken. Zij bevorderde het gemeenschappelijk lezen van de bijbel via een methode die revolutionair bleek te zijn. Over het algemeen ontstonden de basisgroepen doordat een of andere pastoor of religieuze begon te werken onder het volk. Daaruit groeide dan een groepje deelnemers aan de gemeenschappelijke bijbellezing. In het licht daarvan ontdekten zij een rol te kunnen spelen in de maatschappij. De nieuwe wijze van kerk-zijn ontstond dus op grond van het aloude kerkmodel.

Bevrijdingsbeweging

Een derde factor die leidde tot het ontstaan van basisgroepen is van sociale aard: de bevrijdingsbewegingen die eveneens dateren van de jaren zestig. In heel Latijns-Amerika gingen de armen zich toen organiseren in vakbonden, in politieke partijgroepen, in volksbewegingen en zelfs in guerillagroepen. De armen pikten niet langer hun armoede en hun onderdrukking in passiviteit. Christenen begonnen te begrijpen dat hun sociale bevrijding een onderdeel was van hun totale bevrijding door Jezus Christus. Zij begrepen dat zij binnen deze sociale beweging geen eigen plan hoefden uit te werken, maar dat het hun taak was zich erbij aan te sluiten. Zij deden dit wel op een kenmerkende manier omdat zij konden putten uit hun geloofsrijkdom.

Het kan niet ontkend worden dat er een historisch-culturele band bestaat tussen de kerkelijke macht en de heersende sociale machten. Met de basisgroepen is de sociale fundering van de kerk anders geworden. Als netwerk van gemeenten heeft de kerk de populaire sector aanvaard. De gemarginaliseerden moeten niet langer het object zijn voor acties van politiek populisme of van caritatieve pastoraal. Zij zijn dragers van eigen actie en van hun eigen sociale en religieuze bevrijdng.

Nieuw kerkmodel

Binnen de vier pijlers die elk kerkmodel schragen, zien wij vernieuwingen die door de basisgroepen zijn ingevoerd.

Woord

De leden van de gemeenschap maken zich het commentaar op en het nadenken over de bijbel eigen. Zo leren zij na te denken over levensproblemen door de confrontatie van woord en leven en zich daarmee te wenden tot de wereld.

Viering

De leden van de gemeenschap zijn zelf de uitvoerders van de sacramentele riten. Zij verstaan de kunst het leven te vieren. Zij tonen grote creativiteit in het bij de tijd brengen van traditionele vieringen zoals de kruisweg, waarin zij eigentijdse martelaren herdenken, de boetevieringen en de bedevaarten. Tegelijkertijd vinden zij nieuwe symbolen uit om de hoop te versterken en het Rijk Gods te ontdekken in de geschiedenis.

Ambtsuitoefening

Naast de officiële ambten ontstaan nieuwe taken en lekenambten, die uitgevoerd worden in groepjes zoals de catechesegroep, de liturgiegroep, de mensenrechtengroep, de bijbelgroep, de gespreksgroep met vakbonden, de groep voor strijd om de woningbouw, om de volksgezondheid, om de straatjeugd. Centraal staat de coördinatiegroep die de verschillende charisma’s en diensten respecteert en tot een geheel maakt. Voor elke taak worden de mensen door de gemeenschap gekozen en er is een directe deelname van allen.

Zending

De gemeenschappen passen zich aan aan wat er leeft onder het volk, in de vakbeweging, in de vrouwenorganisatie, in de partijpolitiek. De gemeenschappen richten ook eigen organisaties op en begeleiden deze in een echt zendingsbewustzijn.

In dialoog met verschillende culturen

De institutionele structuur van de kerk is Europees en Romeins. Zij is niet universeel en zij vloeit in haar huidige vorm zeker niet voort uit het evangelie. Het kerkinstituut zoals het nu organisatorisch in elkaar zit op juridisch, liturgisch en theologisch gebied en ook gevoelsmatig, is het resultaat van toevalligheden van de Europese geschiedenis, van de klassieke Romeinse cultuur, van het feodalisme, van het absolute koningschap, van de machtsstrijd tussen paus en koningen, van de interne religieuze polemieken tussen de kerken sinds de Reformatie en van al de ontwikkelingen in het Europese denken.

Wat hebben wij, mensen van Latijns-Amerika, daar eigenlijk mee te maken? Wat heeft de oorspronkelijke bevolking van het Andesgebergte of van Centraal-Amerika te maken met de decreten van het Concilie van Trente of van Vaticanum I en II?

Wij zijn de vrucht van de ontmoeting van verschillende volkeren en hebben daaruit langzamerhand een nieuwe cultuur opgebouwd. We hebben dan ook het recht om op onze eigen, nieuwe manier uitdrukking te geven aan ons geloof.

De basisgroepen tonen het ontstaansproces en de feitelijke haalbaarheid van een nieuwe christenheid in een volkse gestalte. Zij bevatten wel degelijk Romeinse elementen, maar evenzeer – in het geval van Latijns-Amerika – elementen van de indiaanse cultuur, van de cultuur van de zwarten, van de mestiezen en van de immigranten, en dat allemaal in een geheeld eigen en aparte context.

De verkondiging van het evangelie gebeurde vanuit een Europese culturele en politieke machtspositie. Als de kerk wil uitgroeien tot een wereldgemeenschap, dan moet zij afzien van een imperialistisch missie-begrip. Ingroei in de westers cultuur kan geen voorwaarde zijn om in de kerk aanvaard te worden.

Democratisering van het abmt

Wij zijn niet veroordeeld om tot aan het einde der tijden door te gaan met het Romeins type van kerkorganisatie: piramidaal, macho en alle macht exclusief binnenhoudend in één centrum. Aan de horizon wenkt een ander type, meer overeenkomstig de broederlijke geest van Jezus en meer aansluitend bij de democratische wil der volkeren.

De kerk is absoluut niet wat de ecclesiologie ons leert, namelijk klerikaal van opzet, een korps van priesters en apostelen die een gemeente sticht door woord en sacrament. In haar werkelijke definitie is de kerk een gemeenschap van gelovigen (communitas fidelium), de gemeenschap van hen die de roepstem van Jezus Christus beantwoorden.

De ambten hebben hun plaats in de gemeenschap en de gemeenschap is de plaats waaruit zij ontstaan. Zij zijn als het ware een verdubbeling van de gemeenschap zelf, die in haar geheel priesterlijk is. De gemeenschap is het eigenlijke sacrament.

Uit de evangelische traditie weten we dat de emeenschap voor zichzelf ambten schept en alle diensten die nodig zijn om trouw te zijn aan de boodschap van Jezus. Sommige ambten beantwoorden aan permanente behoeften zoals de prediking, de viering, het scheppen van samenhang tussen gelovigen en ambtsdragers. Andere zijn van voorbijgaande aard, maar daarom niet minder belangrijk, zoals zorg voor misdeelden, verdediging van de menselijke waardigheid, speciale projecten voor de straatjeugd, verkondiging onder gemarginaliseerde groepen (sexwerkers, drugverslaafden, thuislozen), bezieling van de gemeenschap via muziek, dichtkunst, theater, circus en video.

De traditionele gemeente hing bijna helemaal af van de priester. Waar hij ontbrak, stierf de kerk. In het perspectief van de kerk als gemeenschap, bekekent het ontbreken van een priester niet langer de ontbinding van de kerk. De gemeenschap zelf voorziet in het tekort.

Democratie is de wereldse naam voor het christelijk ideaal van broederschap. Dit ideaal bevat waarden zoals tolerantie, geweldloosheid, vernieuwing van de samenleving door middel van een open dialoog. Kortom broederschap en het bewustzijn van de kant van de burgers dat zij een gemeenschappelijke oorsprong delen, eenzelfde levensavontuur en eenzelfde gemeenschappelijke bestemming. Een democratie weet ervoor te zorgen dat eenieder sociaal en politiek zijn plaats heeft in de samenleving. Basisgroepen kunnen een voorbeeld zijn van deze democratische samenhang door de wijze waarop zij zich organiseren en zich naar binnen en naar buiten manifesteren.

Bekering van de institutionele kerk

In Brazilië zijn de basisgroepen erin geslaagd veel kerkelijke bedienaren te winnen voor hun zaak. De meerderheid van de bisschoppen kiest voor dit volksproject. Er werd een nieuw verbond uitgewerkt van belangrijke sectoren van de kerk met de volksmassa. Door haar “voorkeursoptie voor de armen” heeft ook de institutionele kerk erkend dat ze zij aan zij wil staan met de armen. De keuze voor de armen houdt een bekering in van de institutionele kerk door te breken met het klassieke koloniale en neokoloniale verbond met de heersende machten en ze houdt een erkenning in van de historische en evangelische kracht van de armen.

In Brazilië is de institutionele kerk voorstander van de basisgroepen en bevordert zij hun relatieve autonomie. Van hun kant verwelkomen de basisgroepen de bisschoppen en priesters in hun midden. Bisschoppen zijn eenvoudiger mensen geworden, die zich temidden van de basisgroepen leerlingen voelen van het evangelie en van de eenvoudige gelovigen. En de priesters zijn niet degenen die de heilige macht uitdragen, maar die de groepen ondersteunen en dienst doen als schakel tussen de verschillende gemeenten en de officiële kerk.

De spanning ligt over het algemeen niet tussen de institutionale kerk en de basisgroepen, maar tussen personen die de keuze voor de armen serieus nemen en anderen die blijven vasthouden aan het oude verbond van de kerk met de heersende macht.