Bevrijdingstheologie voor ons in Europa (deel 1)

(Fragmenten uit een dialoog met Eugen Drewerman. In het Nederlands uitgegeven in de bundel “Droom mij, God. Bijbelse thema’s met lastige politieke vragen“, uitg. Ten Have , Baarn, 1997)

De Luxe van de Wanhoop

Lieve Zusters en broeders, ik heb me afgevraagd waarom de bevrijdingstheologie uit Latijns-Amerika zo’n aantrekkingskracht uitoefent op ons in de Eerste Wereld. Waarom deze theologie eigenlijk de enige is die mij al vele jaren lang theologisch inspireert. Ik heb me afgevraagd hoe het komt dat plotseling van ver weg een heel ander licht op het evangelie valt, dat er een heel andere vrijheid zichtbaar wordt en er iets verschijnt dat hoop geeft aan ons die in zo’n grote leegte leven. Ik geloof dat onze spirituele situatie gelijk is aan de situatie die mij door een oude Indiaan in de Verenigde Staten als volgt werd beschreven: “Weet u, elke zomer weer komen veel jonge mensen van de universiteiten naar onze reservaten. Dat zijn allemaal arme weeskinderen in spirituele zin. Zij komen om naar wijsheid en inzicht te zoeken, naar iets waarop zij hun leven kunnen bouwen.” Ik geloof dat wij op een of andere manier allemaal tot deze spiritueel verweesde mensen behoren. Wij weten eigenlijk niet waar wij naartoe gaan. Wij weten niet wat ons draagt. Wij zijn onze eigen spirituele traditie kwijtgeraakt. En nog een andere stem, ditmaal uit Latijns-Amerika, over deze situatie in onze eigen wanhoop in Europa. De Nicaraguaanse schrijfster Gioconda Belli zei op een bijeenkomst in Loccum toen zij deze berustende instelling weer eens bespeurde: “Niemand bij ons in Nicaragua kan zich de luxe van de wanhoop onder u onverzadigde Europeanen veroorloven!” Is het dan ook nog een soort luxe als wij geen hoop meer hebben? “Zalig zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid”, lezen we in de Bergrede van Jezus. Van deze zaligheid hebben mensen die het materieel aan niets ontbreekt, het allerminst.

Nu denk ik dat het Nieuwe Testament ons nog altijd kan helpen om dichter bij het thema van een bevrijdingstheologie voor Europa te komen, omdat het in zijn wonderverhalen, zijn genezingsverhalen nooit een totale overwinning, bijvoorbeeld over de Egyptische oogziekte, proclameert, al werden sommige blinden destijds weer ziende. Deze verhalen zijn kleine verhalen van hoop. Het zijn verhalen van bevrijding, verhalen van het vrij worden van angst en machteloosheid. Verhalen die zijn verbonden met Jezus en die binnen de Jezusbeweging werden doorverteld. Destijds konden alleen heidenen zich de luxe van de wanhoop veroorloven, met name de hogere klasse in het Romeinse Rijk. Die schreef gedichten over hoe hopeloos alles was. De armen echter leefden van die merkwaardige kleine brokjes hoop en verzadigden zich ermee. Destijds bestond er een wonderbare brood-vermenigvuldiging. Juist dat valt ook steeds weer vast te stellen in Latijns Amerika. En daarom lijkt onze eigen wanhoop in het licht van wat we uit de Latijns-Amerikaans bevrijdingstheologie kunnen leren heel vreemd.

Ik wil een kort verhaal vertellen over iets dat ik in een Braziliaanse basisgemeente heb meegemaakt. Daar werd gesproken over de beide Emmaüsgangers (Lucas 24:13-35), over wat deze twee dicipelen  hadden meegemaakt. Ze vluchtten na de kruisiging van Jezus uit Jeruzalem weg. Ze bevinden zich in een diep depressieve toestand en weten eigenlijk niet hoe het nu verder moet. Bij hen voegt zich een vreemdeling. Ze lopen met hem op en hij verklaart hun het Koninkrijk Gods volgens de Schrift. Helemaal aan het slot, wanneer zij het brood met elkaar breken, herkennen zij deze vreemdeling: het is Jezus. Kort daarop verdwijnt hij. In deze basisgemeente werd de vraag gesteld waarom Jezus eigenlijk verdween. De discipelen waren toch blij geweest dat hij nu weer bij hen was? Een zestienjarige jongen gaf het antwoord dat iedereen tevreden stelde: “Het is toch duidelijk. Wanneer het volk de zaak waarom het gaat, heeft begrepen, dan gaat het aan de slag en aan het werk. En dan kan Jezus verdwijnen en ergens anders heengaan, zodat de mensen daar het Koninkrijk Gods gaan begrijpen.”

Het Ergste Atheïsme dat bestaat

Dat was een heel, heel mooi antwoord, want het bevrijdt van de autoriteit van een valse god. In dit verband is mijn hoofdstelling: wij hebben hier te lande geen bevrijdingstheologie omdat wij in Europa – uitzonderingen daargelaten – een miserabele, een zeer slechte theologie hebben. Jezus wordt daarin gewoonlijk gebruikt om ons onze afstand tot God duidelijk te maken. De domme redenering is ons bekend: “Ik ben toch zeker Jezus niet? Kan ik er wat aan doen hoe het er om me heen aan toegaat? Kan ik er iets aan veranderen dat kinderen verhongeren en de vissen in de stervende wateren naar lucht happen?” Het echte antwoord van de Bijbel daarop is eenvoudig en duidelijk: “Jezus zegt toch: Volg mij na! Natuurlijk ben jij Jezus! Wie dan anders? Je bent een kind van God, een dochter of zoon van God, tot liefde in staat!” Maar wij zijn in onze theologie bijna gestikt in een, om het scherp te zeggen, pessimistische, de mens verachtende antropologie. Wij hebben een rampzalig beeld van de mens: wij mensen zijn volgens deze theologische zienswijze klein, zwak en machteloos. Wij kunnen onszelf niet vertrouwen en hebben niets te zeggen. “Wat kan ik als enkeling dan doen?” is een uitspraak die ik duizendmaal heb gehoord. Na elke voordracht, na elk optreden ergens komt er wer wel iemand naar me toe en zegt me in de meest uiteenlopende talen: “Ja, maar wat kan ik dan doen? Hoezo zou ik tot een oplossing kunnen bijdragen?”

Deze uitspraak: “Wat kan ik als enkeling dan doen?” is naar mijn inzicht het ergste atheïsme dat er bestaat. Wanneer ik vraag: “Wat kan ik als enkeling doen?” negeer ik de kracht van God en vernietig ik God in mij, om mij heen en met anderen samen. En deze vernietiging van God gebeurt bij ons met behulp van de theologie. Het geloof wordt tot een oppervlakkig voor-waar-aannemen. Het ergst heb ik dat gemerkt in de meest recente enquête van Der Spiegel “Wat geloven de Duitsers?” Er werden zulke zwakzinnige vragen gesteld als: “Hoeveel mensen in Duitsland geloven nog in de maagdelijke geboorte?” en “Hoevelen geloven nog in een leven na de dood?” De echte vragen, de vragen van Jezus: “Heb jij mij eten gegeven toen ik honger had? Heb jij mij geherbergd toen ik aan jouw deur klopte? Heb jij mij bezocht toen ik in de gevangenis zat?” schijnen helemaal niet meer te tellen. Merkwaardige sektevragen worden tot hoofdzaak gemaakt. Der Spiegel stelt alleen vragen met betrekking tot zaken die al dan niet voor waar aangenomen worden, vragen die getuigen van een negatief autoritair denken. Voor de mensen van Der Spiegel is het daarentegen volkomen onbelangrijk of Christus iets voor mijn leven betekent.

Het speelt geen enkele rol of zijn boodschap en zijn geest mijn houding bepalen tegenover militarisme en oorlog, dus tegen de door mij te betalen belasting waarmee de bewapening  mede wordt gefinancierd, tegenover consumptiedwang, tegenover asielzoekers en werklozen en tegenover autoriteiten, maar ook tegenover zeehonden en andere dieren. Gaan we op de vragen van Der Spiegel af, dan wordt er gevraagd naar een speciale religieuze wereld. En dan denkt men op grond van de antwoorden te weten hoe het met het geloof in Duitsland is gesteld. Er wordt gevraagd naar een autoritaire religie en de uitkomst is in elk opzicht negatief. Want deze valse religie is altijd de “Jezus doet het wel en wij zijn niets”-religie, op grond waarvan wij zeggen: “Wat kan ik als enkeling dan veranderen?”

Ik als Enkeling

Bijzonder goddeloos vind ik in deze uitspraak de woorden “ik als enkeling”. Wie heeft ons dat in godsnaam bijgebracht? Hoe komen wij op het idee dat wij als enkeling ter wereld zijn gekomen? Misschien zijn er enkele redenen te noemen dat wij als enkeling zullen sterven. Maar wij zijn niet als enkeling ter wereld gekomen en wij kunnen als enkeling ook niet in de wereld overleven. Wij zijn geschapen in een diepe verbondenheid met elkaar, in relatie tot elkaar. En juist dat wordt in de burgerlijke uitleg van het christendom teniet gedaan. De mensen wordt gesuggereerd dat zij als enkeling alleen naar zichelf moeten kijken.

Sinds de Val van de Muur valt er een grote, nieuwe golf van individualisme in Duitsland waar te nemen, die gepaard gaat met een even groot verlies van solidariteit. Men spreekt over zogenaamde solidariteitspacten die echter niets anders zijn dan verenigingen ter vernietiging van gerechtigheid. Maar door de dekmantel van het fraaie begrip “solidariteitspact” wordt niet meer gezien wat zich daarachter allemaal afspeelt. Ik denk dat wij ons in deze zin laten kluisteren en van God laten scheiden door onszelf als enkelingen te zien.

Het sociologisch model van de Jezusbeweging is noch de massa noch de enkeling, maar de groep, de gemeenschap. De vriendinnen en vrienden van Jezus leefden met hem in een gemeenschap van navolging. Zij probeerden zo met elkaar te leven als hij leefde. Zij gaven zijn waarheid door  doordat zij met elkaar leefden in de kracht van de geest van Jezus. Alleen vanuit een mensbeeld dat ons verbindt met de kracht van God en haar ons toevertrouwt, heef Jezus zijn discipelen erop uitgestuurd om de hongerigen te voeden, de boze geesten uit te drijven, de geesteszieken te genezen en de gevangenen te bezoeken. Hij heeft nooit gezegd: “Jij als enkeling kan toch niets doen!” Dat is vanuit Jezus gezien puur cynisme en ongeloof.

Het Geweld

Want wat gebeurt er in ons land niet met behulp van geweld dat tegenwoordig zo om zich heen grijpt? Allereerst het geweld dat zichtbaar wordt in de uitholling van de grondwet, namelijk in de vernietiging van het recht op asiel. Dat is het geweld van hogerhand, dat een soort vergunning heeft afgegeven voor het losbarstende geweld van onderaf, namelijk dat van skinheads en fascisten. We moeten deze samenhang begrijpen. Ook als sommigen daar anders over praten en officieel wordt beweerd dat de wijziging van de grondwet een rechtmatig, democratisch besluit is en niets te maken heeft met het misdadig verbranden van Turkse kinderen. Maar dat zijn dan de consequenties. Als men de eisen van de rechtsradicalen politiek inwilligt, mag men zich niet verbazen als die zich in hun recht voelen staan en hun “Zo doorgaan, Duitsland!” brullen.