Stellingen over materialistische theologie – III. Tawhid en Shirk

Hoewel we als materialistische theologen zowel in de (materiële) oorzaken als in de (materiële) gevolgen van religieus gedrag geïnteresseerd zijn, zijn de gevolgen uiteindelijk steeds doorslaggevend.

Een vorm van religieus gedrag die ontstaan is uit een heel idealistische kijk op de wereld, uit tradities die doordrenkt zijn met reactionaire symboliek en uit een maatschappelijke structuur die op onderdurkking en uitbuiting is gebaseerd, kan toch een heel positieve kracht zijn in de samenleving wanneer de gevolgen van dit gedrag ook positief zijn. Zelfs een religie die uit heel verdachte oorzaken en omstandigheden ontstond, is een positieve religie wanneer er een positieve transformatie van de wereld door ontstaat.

Een vorm van religieus gedrag die ontstaat vanuit een heel correct materialistisch inzicht in dit leven en deze wereld, die geënt is op de meest progressieve tradities en die wortels heeft in de meest bevrijdende vormen van protest tegen onrecht en ongelijkheid in deze maatschappij, kan een heel negatieve maatschappelijke kracht worden wanneer de gevolgen van dit gedrag negatief zijn. Zelfs de religie, die onder meest volmaakte omstandigheden ontstond, kan een negatieve religie worden wanneer er een negatieve transformatie van de wereld door ontstaat.

[

Op de verschillende niveaus en in de verschillende sferen van het menselijk leven, zien we ruwweg dat de meeste positieve gevolgen die het aanbidden van een god kan veroorzaken, steeds te maken hebben met het verhogen van evenwicht en éénheid in de samenleving. De negatieve gevolgen hebben daarentegen steeds te maken met het verhogen van ongelijkheid, onvrijheid, onenigheid en onevenwicht.

Ruwweg kunnen we dus zeggen dat er twee soorten religieuze bewegingen bestaan. De eerste soort bewegingen brengen de mensen meer samen, verhogen de éénheid en de harmonie in de samenleving. De tweede soort bewegingen jagen de mensen verder uit mekaar en verhogen daardoor de twist en de tweedracht.

[

Er bestaan ruwweg twee soorten religies in deze wereld, twee soorten religieuze beweging / dynamiek :

  • Het aanbidden van sommige goden drijft mensen uit mekaar. Deze goden veroorzaken ongelijkheid, onrecht, tweedracht, strijd. Het aanbidden van die goden leidt uiteindelijk steeds tot de heerschappij van een kleine groep mensen en de slavernij van de meerderheid van de bevolking.

Aangezien het aanbidden van deze goden de mensen steeds opnieuw uit mekaar dreift, weg van de eenheid, zeggen we dat deze vormen van religieuze praxis een centrifugale of middelpunt-vliedende kracht zijn in de samenleving. We spreken in het vervolg ook wel van centrifugale goden of centrifugale vormen van religieuze praxis.

Voorbeelden van centrifugale goden zijn Ego, Macht, Rijkdom, Lust, Status, Nationaliteit, Ras, Mannelijkheid, Staat, Vrije Markt, …

  • Het aanbidden van andere goden brengt mensen daarentegen dichter bijeen. Deze goden veroorzaken meer eenheid, gelijkheid, gerechtigheid, solidariteit en vrede. Het aanbidden van die goden leidt uiteindelijk tot een samenleving waar éénheid en harmonie werkelijk kunnen groeien en alle mensen omhoog tillen.

    Aangezien het aanbidden van die goden de mensen steeds dichter bij mekaar brengt, steeds dichter bij de eenheid in hun midden, zeggen we dat deze vormen van religieuze praxis een centripetale of middelpunt-zoekende kracht zijn in de samenleving. We spreken in het vervolg ook wel van centripetale goden of centripetale vormen van religieus gedrag.

    Voorbeelden van centripetale goden zijn : Vrede, Solidariteit, Gerechtigheid, Eenheid, Evenwicht, Gelijkheid …

[

De verschillende centrifugale goden drijven de mensheid steeds verder uit mekaar. Zelfs tijdelijke allianties tussen (de aanhangers van) deze verschillende goden (bijvoorbeeld tussen Rijkdom en Macht, tussen Status en Lust… ), worden steeds opnieuw opgebroken.

Iedere tijdelijke éénheid die ontstaat tussen (de aanhangers van) deze goden, ontbindt steeds na relatief korte tijd weer in tweedracht, twist, oorlog en vernietiging.

[

De schijnbaar verschillende centripetale goden, zijn in feite niets anders dan verschillende verschijningsvormen van de Ene, de Eénmakende, De God van de Eenheid.

Aangezien deze verschillende verschijningsvormen eigenlijk allemaal vormen van dezelfde Ene Centripetale Kracht zijn, kunnen we zonder problemen over één God van de Eénheid spreken. In het Arabisch wordt deze Ene God “Allah” genoemd, wat simpelweg “De God” betekent.

Iedere centripetale religie leidt uiteindelijk tot dit belangrijke inzicht: Alle schijnbaar verschillende goden die de mensen naar meer éénheid leiden, zijn eigenlijk slechts verschillende verschijnings-vormen van één en dezelfde God van de Eénheid.

Het erkennen van de éénheid van deze schijnbaar verschillende centripetale goden, en het aanbidden van deze Ene God van de Eénheid, wordt in het Arabisch “tawhid” (éénmaken) genoemd. Het omgekeerde van tawhid, het aanbidden van goden die verdeeldheid zaaien, wordt “shirk” (partners toekennen) genoemd.

[

Een materialistische theologie zoekt het verschil tussen centrifugale en centripetale goden niet in de eerste plaats in de verschillende mythologische voorstellingen van deze goden, maar in de materiële gevolgen van hun aanbidding, de gevolgen van de religieuze praxis van hun aanhangers op de materiële wereld waarin ze leven.

Materialisten beschouwen schijnbaar verschillende goden als één en dezelfde god wanneer het aanbidden van die goden tot dezelfde gevolgen leidt. Tegelijk beschouwen ze twee versies, zogenaamd van dezelfde god, als verschillende goden wanneer het aanbidden ervan tot verschillende resultaten leidt.

[

Tawhid heeft op zich twee dimmensies. Er bestaat een inclusieve dimensie van de tawhid en een exclusieve dimensie. De inclusieve tawhid is het besef dat alle zogenaamd verschillende centripetale goden eigenlijk één zijn. De exclusieve tawhid is het besef dat er een antagonistische tegenstelling bestaat tussen centripetale en centrifugale goden.

[

De inclusieve tawhid is het inzicht dat de religieuze beweging die naar meer éénheid, meer evenwicht en meer vrede leidt, in verschillende vormen en versies bestaat. Ook al lijken deze verschillende vormen aan de oppervlakte soms met mekaar tegenstrijdig, toch zijn het verschillende vormen die naar dezelfde éénheid leiden. Het zijn verschillende versies van dezelfde beweging.

Aangezien iedere mens op elk moment (spiritueel) op een andere plaats is, moeten er ook verschillende wegen naar éénheid bestaan.

Stel dat de personen A en B zich (zoals op de tekening hierboven) elk op een (spiritueel) totaal andere positie bevinden tegenover het Goddelijke. Indien A, om dichter bij Allah te komen, spiritueel gezien een afstand van x stappen moet afleggen in een bepaalde richting en B besluit om letterlijk hetzelfde te doen als A, dan komt B uiteindelijk misschien wel verder van Allah uit dan zij/hij begon. Misschien moet B wel in exact de tegenovergestelde richting stappen als A om uiteindelijk in het centrum bij Allah uit te komen.

[

Deze inclusieve dimensie van de tawhid wordt in de Boeddhistische traditie samengevat in het inzicht dat er 84.000 toegangspoorten tot de Dharma bestaan.

[

Er bestaan nog heel veel metaforen die elk op zich een facet uitdrukken van de inclusieve tawhid. We kunnen bijvoorbeeld spreken over hoe bergbeklimmers die een berg van verschillende kanten beginnen te beklimmen, bij het naderen van de top ook onvermijdelijk mekaar steeds dichter naderen. Of we kunnen er op wijzen dat mensen die diep in de aarde graven, mekaar ook steeds dichter benaderen naarmate ze dichter bij de kern komen.

Een mooie metafoor in de Islamitische traditie is de Qibla, de vastgelegde gebedsrichting. Alle moslims over heel de wereld bidden in de richting van hetzelfde punt, ook al bidden sommigen naar het oosten, anderen naar het westen en nog anderen naar het zuiden of het noorden. Op het moment van de Hadj, de jaarlijkse bedevaart naar Mekka, komen duizenden moslims uit alle mogelijke windstreken naar dit ene middelpunt, om daar samen rond het centrum heen te circuleren.

[

We moeten echter opletten dat we ons door deze metaforen niet te veel laten meeslepen. Wanneer we ons te veel baseren op deze vergelijkingen, dan verliezen we het feit uit het oog dat de beweging naar het centrum, de centripetale beweging naar meer éénheid, eigenlijk geen echt eindpunt kent. Hoe dicht we die éénheid ook proberen te benaderen, we blijven steeds op een afstand.

In de plaats van ons de Goddelijke Eenheid voor te stellen als een simpel punt op een rechte lijn, waar we zonder al te veel problemen in een eindige tijd naartoe kunnen stappen, denken we beter aan een soort asymptotische benadering van het Goddelijke.

De centripetale God (de Ene, de Eénmakende die achter alle centripetale krachten schuilt) is op zich transcendent. Niets in deze materiële wereld kan ooit helemaal goddelijk zijn. We kunnen de goddelijker éénheid nooit helemaal bereiken, maar we kunnen ze wel arbitrair dicht benaderen.

Dit beeld, een God van de Eénheid die asymptotisch benaderd wordt, is correcter dan de simplistische voorstelling van Allah als een punt op dezelfde lijn als de mensen die haar/hem aanbidden. De asymptotische benadering toont ons niet alleen dat de Goddelijke Eénheid nooit helemaal bereikbaar is, maar ook dat het steeds moeilijker wordt om (nog) dichter bij die Eénheid te komen.

[

Exclusieve tawhid is het inzicht dat er binnen iedere religie zowel centripetale als centrifugale krachten, praktijken, goden… bestaan. De exclusieve dimensie van de tawhid leert ons om binnen iedere religieuze stroming en traditie het onderscheid te maken tussen alle vormen van aanbidding van de vele centrifugale goden en alle vormen van aanbidding van de Ene, de centripetale God van de Eénheid.

[

De lijn tussen tawhid en shirk (afgoderij) loopt dwars door iedere grote religie heen. Binnen ieder egrote religie (jodendom, christendom, islam, hindoeisme, boeddhisme, humanisme…) bestaan er zowel centripetale als centrifugale bewegingen.

Alleen door een goed begrip van zowel de inclusieve als de exclusieve dimensie van tawhid, kunnen we binnen elk van die grote religies (steeds opnieuiw onder concrete materiële sociale, politieke en economische omstandigheden) dit belangrijke onderscheid maken tussen centrifugale en centripetale goden en hun aanhangers.

[

Er bestaan vormen van shirk die er uitzien als vormen van tawhid. Deze vormen van afgoderij kunnen onder verschillende omstandigheden ontstaan:

  • Door het optreden van de profetische beweging is (een bepaalde vorm van) tawhid tot de dominante vorm van religie geworden in een bepaalde regio. Wie onder die omstandigheden het aanbidden van afgoden wil opdringen aan de bevolking, moet doen alsof die afgoden eigenlijk manifestaties van de Ene God van de Eénheid zijn.

  • De aanhangers van een bepaalde centrifugale god zijn erin geslaagd om de totale macht in de maatschappij naar zich toe te trekken. Hun totale monopolie op de macht wordt dan symbolisch uitgedrukt in het totale monopolie van hun god om door de onderworpen mensen aanbeden te worden.

In beide gevallen is dit geen echte vorm van tawhid. Het is geen religieus gedrag dat tot meer éénheid leidt. In tegendeel, het versterkt de grote verschillen tussen heersers en overheersten.

Hoewel deze vorm van shirk er op het eerste zicht uitziet als monotheïsme, is het eerder een van bovenaf opgelegde vorm van henotheïsme.

Net zoals de alleenheerschappij van een iedere menselijke dictator in de praktijk door ontelbaar veel zaken wordt begrensd, wordt ook het monopolie van iedere henotheïstische oppergod steeds opnieuw beperkt.

Henotheïsme is de vorm van shirk die er aan de oppervlakte het meest uitziet als tawhid.

[

Tawhid, het aanbidden van de Ene God van de Eenheid, is steeds opnieuw onverzoenbaar in strijd tegen iedere mogelijke vorm van ongelijkheid (op basis van klasse, gender, ras, afkomst, vermogen, overtuiging…) en iederde vorm van onrecht die uit die ongelijkheid voortvloeit.

Tegelijk is iedere daad van verzet tegen onrecht en ongelijkheid, een vorm van aanbidding van de Ene, een religieuze daad, een vorm van tawhid.

Op dezelfde manier is iedere religie die zich richt op het aanbidden van centrifugale goden, steeds opnieuw onverzoenbaar vijandig staat tegenover alle bewegingen die streven naar meer gerechtigheid. Iedere beweging die gelijkheid en gerechtigheid bestrijdt, dient bewust of onbewust de belangen van deze verschillende centrifugale goden en hun aanhangers.

[

De hoofdtegenstelling binnen iedere religie is dus niet deze tussen de zogenaamde gelovigen en de zogenaamde ongelovigen, zoals de idealisten graag beweren. Het belangrijkste onderscheid moet niet gemaakt worden op basis van het criterium “Welke ideeën gelooft iemand?”, maar op basis van de praxis van de religieuzen: Zetten mensen zich in voor Eenheid en aanbidden ze op die manier de Ene, of zetten ze zich juist in voor de verschillende centrifugale goden?

[

We moeten kritisch zijn tegenover de naïeve, simplistische vormen van atheïsme. Deze vormen van atheïsme blijven hangen bij de idealistische vraag naar het geloof in bepaalde (beelden van) goden. Ze weigeren om de diepere materialistische vragen naar de materiële kanten van het aanbidden van goden te stellen.

De uitspraak “Ik geloof niet in God” is niet alleen een geloofsbelijdenis (een dogma), het is ook een duidelijk teken van onbegrip. Het toont aan dat der persoon die deze uitspraak doet, niet begrepen wat een god is en hoe juist het aanbidden door mensen iets of iemand tot een god maakt. Het is een aanwijzing dat de persoon die deze geloofsbelijdenis aflegt niet veel dieper is geraakt dan het oppervlakkige idealisme dat zich alleen maar afvraagt in welke ideeën iemand al dan niet gelooft.

[

Het valt op dat alle fundamentalistische stromingen, zowel de theïstische als de atheïstische, deze simplistische en idealistische kijk op geloof in goden met mekaar gemeen hebben. Eén van de belangrijke kenmerken van fundamentalistisch denken is dat het zich nooit ver verwijderd van de meest simplistische vormen van idealisme, dat het nooit dieper durft graven of verder durft kijken.

De fetisjistische omgang met dogma’s en geloofsbeleidenissen bij alle fundamentalistische stromingen, is een duidelijk symptoom hiervan.

[

Een materialistische theologie komt steeds opnieuw op deze ene hoofdvraag terecht: “Tawhid of Shirk?” of anders uitgedrukt “Welke goden worden hier aanbeden en waartoe leidt ons dat?”

De vraag “Theïsme of atheïsme?” leidt in die zin alleen maar af van deze hoofdvraag. Zelfs voor een verstokte atheïst is deze vraag eigenlijk naast de kwestie. Ook zij/hij zou zich eigenlijk de vraag “Monotheïsme of polytheïsme?” moeten stellen. Ook zij/hij zou zich moeten afvragen welke god(en) zij/hij aanbidt.

[

De materialistische theologie kan op zich strikt genomen niet meer doen dan het onderzoeken van de (materiële) oorzaken en de (materiële) gvolgen van de verschillende vormen van aanbidding. Ze kan het onderscheid onderzoeken tussen tawhid en shirk. Daar blijft het echter bij. Dat is het diepste inzicht dat een materialistische theologie, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, ooit kan bereieken.

De keuze tussen tawhid en shirk is echter steeds een ethische keuze die aan de wereld van de wetenschappelijke analyse ontsnapt en die individueel moet gemaakt worden.

[

De materialistische theologie kan de verschillende mogelijke gevolgen van tawhid en van shirk onderzoeken, maar de uiteindelijke ethische vraag moet steeds buiten de theologie (voorbij de theologie) door iedere individuele mens en in iedere concrete situatie opnieuw, zelf beantwoord worden.