De bekering van een Aartsbisschop

Een conservatieve, gehoorzame aartsbisschop

De jonge Oscar Arnulfo Romero was een vrome en ijverige priester. Het zou een understatement zijn om hem “een tikkeltje conservatief” te noemen. Hij was een uiterst gehoorzaam lid van de katholieke kerk die, zonder er zich veel vragen bij te stellen, braaf deed wat zijn oversten van hem verlangden. Hij was bang van vernieuwing, bang van verandering, bang van alles wat zijn wereld door mekaar zou kunnen schudden.

Hij was uiterst bevreesd voor de bevrijdingstheologie, de nieuwe Latijns-Amerikaanse opstandige invulling van het Christendom die opriep om radicaal te kiezen voor de armen en tegen het machtsmisbruik van de heersende rijke klasse. Hij had het moeilijk met de radicale keuze die de Latijns-Amerikaanse bisschoppen hadden gemaakt in Medellín in 1968, een keuze om net als de God van Mozes oog te hebben voor het lijden van de slaven en oor te hebben voor hun zuchten en hun kreten, maar ook voor hun droom van een andere wereld. Al dat nieuwe gedoe rond bevrijding van alle vormen van slavernij maakte hem ongerust. Hij had liever dat de dingen bleven zoals ze altijd al geweest waren. Volgens de jonge priester Romero was het niet de taak van priesters, en nog veel minder van bisschoppen, om de confrontatie aan te gaan met de heersers en hun machtsstructuren. Het christendom moest juist een verzoenende rol spelen en de armen en de rijken in liefde met elkaar verbinden.

Precies omwille van die terughoudendheid en die afkeer van de bevrijdingstheologie werd Romero op 23 februari 1977 door het Vaticaan benoemd als aartsbisschop van San Salvador. De top van de katholieke kerk zag in deze conservatieve priester de ideale persoon om in El Salvador de opstandige basisgemeenschappen, de progressieve priesters, de rebelse boerenbewegingen, de beweging van christenen voor het socialisme… klein te krijgen. Ze dachten dat hij deze nieuwe bevrijdende geest wel tot bedaren zou kunnen brengen.

Alles begon ook zoals de kerkleiders in het Vaticaan hadden gepland. Romero droeg braaf missen op, riep rebelse priesters tot de orde, gaf af en toe eens een preek waarin hij al dat progressieve gedoe afbrak en zei dat die opstandige geest van bevrijding nergens goed voor was. Terwijl de doodseskaders van de heersende rijke klasse hun best deden om de lichamen van de revolutionairen te vermoorden, probeerde Romero vanuit zijn aartsbisschoppelijk paleis de revolutionaire geest uit te moorden. Zoals zovele miljoenen priesters en bisschoppen voor hem, was hij een dealer van spirituele opium geworden die een versie van de godsdienst aan de man bracht die geen ander doel had dan de geesten te verdoven. Daar waar zijn opium niet sterk genoeg bleef te zijn, deden de kogels van de paramilitairen de rest van het werk.

Op 28 februari 1977 komt de bevolking van San Salvador in opstand tegen de massale fraude bij de verkiezingen. De heersers beslissen om het leger in te zetten tegen de bevolking en er vallen honderden doden en duizenden gewonden. Aartsbisschop Romero zwijgt hier echter over. Hij gelooft nog steeds dat het niet de taak is van de Kerk om zich met politiek te bemoeien.

Het bloed van de martelaars

En dan opeens werd alles anders. Op 12 maart 1977 troffen de kogels van de doodseskaders een vriend van hem, de radicaal progressieve priester Rutillo Grande. De moord werd niet onderzocht en er werd zelfs overal hardop gezegd dat Rutillo Grande het zelf had gezocht. Hij had zich maar niet met de armen en hun strijd tegen de rijke heersers moeten inlaten. Hij had zich maar braaf moeten beperken tot bidden, missen opdragen en af en toe wat hulpgoederen verdelen onder de armen.

Voor het eerst voelde Romero de verontwaardiging tot diep in zijn ziel. Waarom werd deze moord op één van zijn vrienden niet onderzocht? Waarom kwam er geen proces? Waarom werden priesters die opkwamen voor de armen, botweg veroord door doodseskaders?

Romero eiste van de regering dat ze een onderzoek zouden instellen naar de moord en hij besloot om vanaf dat moment, tot op het moment dat de moord grondig was onderzocht, alle officiële plechtigheden te boycotten. De aartsbisschop weigerde om nog langer als marionet op te draven bij de officiële feestjes en etentjes van de heersers van zijn land.

Maar met de vragen over de moord op zijn kameraad, kwamen er ook steeds meer lastige, knagende vragen over de toestand van zijn land. Hoe kwam het toch dat de armen zo arm waren en de rijken zo rijk? Waarom worden die rijken in hun rijkdom toch beschermd door de regering, het leger, de politie en de doodseskaders? Waarom worden rebelse priesters vermoord wanneer ze opkomen voor de rechten van de gemarginaliseerden?

Een aartsbisschop bekeerd tot een leven als christen

De aartsbisschop was op dat moment bijna 60 jaar. Hij was al jaren een beetje vastgeroest op spiritueel en religieus gebied. Hij had zijn eigen geloof en zijn eigen beleving van het christendom al jaren niet meer in vraag gesteld. Maar de moord op één van zijn vrienden, enkel en alleen omdat die de uitbuiting en de onderdrukking van de armen van El Salvador in vraag had gesteld, was voor Romero de aanleiding van een diepe bekeringservaring. Het bloed van de martelaren werd een zalf voor zijn ogen. Hij was niet langer blind voor het onrecht, de uitbuiting en de onderdrukking. Hij kon eindelijk helder en duidelijk de klassenverhoudingen zien die in zijn land in de laatste jaren al duizenden mensen hadden vermorzeld en vermoord.

Oscar Arnulfo Romero, katholiek aartsbisschop van San Salvador en tot voordien een conservatieve pion in het machtsspel van de katholieke kerk en de heersende klasse van zijn land, bekeerde zich. Hij veranderde niet van godsdienst, dat is niet het soort bekering waar de God van de bevrijding de mensen toe oproept. Hij vond eindelijk terug aanknoping bij de rebelse traditie van opstandelingen als Mozes, Elia, Johannes en Jezus. Hij bekeerde zich om eindelijk een echte katholieke bisschop te worden. Iemand die, geïnspireerd door het voorbeeld van Jezus en de profeten, opkwam voor de armsten onder de armen, voor de gemarginaliseerden, de onderdrukten en de uitgebuiten.

Het werd voor Romero steeds duidelijker dat ook hij niets anders kon dan een keuze maken. Wie niet bewust de kant kiest van de onderdrukten en de uitgebuiten, kiest de kant van de onderdrukkers en de uitbuiters. Zijn geweten riep hem luider en luider tot de orde. Uiteindelijk kon hij geen kant meer uit. “Als Rutillo is vermoord omdat hij opkwam voor het recht van de armen, dan is dat precies wat ik vanaf nu zal doen.”

De moord op zijn goede vriend was slechts het begin geweest van Romero’s bekering. Door zich steeds bewuster vragen te stellen bij de uitbuiting van de armen, was het op den duur voor hem onhoudbaar geworden om niet radicaal hun kant te kiezen. En hoe meer hij zijn leven en zijn religieuze beleving verbond met die armen, hoe radicaler zijn bekering werd. Hij begreep meer en meer wat de “voorkeursoptie voor de armen” in het christendom echt betekende. Hij deelde in hun frustraties en hun lijden. Hij deelde in hun hoop en in hun strijd. Hij riep hen op om op te staan tegen hun onderdrukkers.

Vanaf dan werd Aartsbisschop Romero als een profeet voor zijn arme landgenoten. Hij werd de stem van de stemlozen. In hun naam klaagde hij het structurele onrecht aan. Hij riep de armen op om zich te verenigen en zich te verzetten. Hij riep de rijken op om zich, net als hij zelf, te bekeren en de kant van de onderdrukten te kiezen. Samen met de uitgebuite boeren en arbeiders en met de armen in de sloppenwijken, droomde hij van een heel nieuw christendom, van een heel nieuwe wereld gebouwd op gerechtigheid, solidariteit, vrijheid en vrede.

Met zijn geopende ogen zag hij nu hoe de armen van zijn land dezelfde armen waren die door Jezus destijds waren opgeroepen om op te staan. Hij zag in de vermoorde lichamen van de martelaren van zijn tijd, het gekruisigde lichaam van Jezus terug. Hij hoorde met zijn geopende oren de jammerkreten van de slaven op dezelfde manier waarop de God van Mozes die had gehoord. Hij werd voor de armen als een profeet van de bevrijding, maar zei zelf dat het juist de armen waren die voor hem een profeet waren geworden. Zij waren het die hem de stem van God lieten horen. “Met mensen als hen is het niet moeilijk om een goede herder te zijn.”

Door zijn bekering kon Romero eindelijk dat zien wat God al altijd had gezien: de armen, de uitgebuiten en de onderdrukten, hebben de kracht in zich om zelf de hoofdrol te spelen in het heldhaftig verhaal van hun bevrijding. De armen zelf kunnen doorheen hun strijd de noodzakelijke structurele veranderingen teweeg brengen in het land. Zij, en niemand in hun plaats, kunnen Gods nieuwe wereld opbouwen.

De nieuwe mens Oscar Romero deed er ook alles aan om ook zijn kerk te hervormen. De piramidale top-down structuur van de kerk moest verdwijnen. De kerk moest opnieuw, zoals in de tijd van Jezus en zijn leerlingen, een gemeenschap van vrienden en kameraden worden. De priesters en bisschoppen moesten niet langer de leiders van de kerk zijn, maar juist de ondersteunende dienaars van de gemeenschap. Overleg en dialoog werden belangrijk, bevelen en macht verdwenen meer en meer. Voor hij een brief schreef of een toespraak gaf, overlegde de bekeerde Romero altijd eerst met de armen in zijn omgeving.

De bekeerde aartsbisschop had God op een heel nieuwe manier leren kennen. Hij had begrepen dat de God van de Bijbel, de God van Abraham, Mozes, Elia en Jezus, ook altijd opnieuw de God van de armen was.

Als christen geloof ik niet in de dood zonder de heropstanding

Sinds zijn bekering was Romero echter een gevaar geworden voor de belangen van de rijke heersers van het land. De economische, politieke en militaire elite zag in hem een hindernis voor hun politiek van uitbuiting en onderdrukking. Ook voor de kerkleiders in het Vaticaan was hij een last geworden. Zij hadden gehoopt dat die Romero een gehoorzame conservatieve pion in handen van de machthebbers zou zijn, iemand die de macht van Rome zou verdedigen tegen die lastige bevrijdingstheologen. Nu was Romero echter zelf radicaal aan de kant van het uitgebuite en onderdrukte volk gaan staan en steunde hij juist hun verzet tegen die macht.

Het duurde dan ook niet lang voor ze ook hem in alle media verdacht begonnen te maken. Niet veel later kwamen ook de doodsbedreigingen en uiteindelijk smeedden ze plannen om hem daadwerkelijk te vermoorden.

Niet lang voor ook hij als martelaar werd vermoord door de paramilitairen van de economische en politieke elites van zijn land, zei de bekeerde Romero: “Pero debo decirles que como cristiano no creo en la muerte sin resurrección. Si me matan, resucitaré en el pueblo salvadoreño.” (Maar ik moet hen vertellen dat ik als christen niet geloof in de dood zonder heropstanding. Als ze mij doden, zal ik opstaan in het Salvadoreense volk.)

In maart 1980 droeg Romero een mis op in San Salvador. Hij riep in zijn preek de christelijke militairen van El Salvador op om niet langer blind gehoorzaam te zijn aan de bevelen van hun regering. Als de heersers hen opriepen om anderen te vermoorden, dan moesten christenen weten dat het hun plicht was om deze goddeloze bevelen naast zich neer te leggen. Deze oproep tot soldaten om de bevelen van hun oversten te negeren was een zoveelste oproep tot verzet. Voor de heersers was het een druppel die hun emmer deed overlopen. Deze man mocht niet blijven leven.

De dag erna was hij in een ziekenhuis waar kankerpatiënten werden behandeld om ook daar een mis op te dragen. Het evangeliefragment van die dag kwam uit het Johannesevangelie :
“Jezus antwoordde hun: “Het uur is gekomen, dat de Mensenzoon verhoogd zal worden. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen: maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort. Wie zijn leven bemint, verliest het, maar wie zijn leven in deze wereldorde veracht, zal het ten eeuwigen leven bewaren. Wil iemand Mij dienen, dan moet hij Mij volgen; waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn. Als iemand Mij dient, zal de Vader hem eren. “(Johannes 12:23-26)

Toen Oscar Arnulfo Romero, de bekeerde aartsbisschop van San Salvador en de levende heilige van de armen en onderdrukten van heel het land El Salvador, dit stuk evangelie had voorgelezen en erover had gepreekt, ging hij terug bij het altaar staan om de mis verder te zetten.

“Deze heilige mis, de eucharistie, is op zichzelf al een daad van vertrouwen. Als christenen vertrouwen we erop dat tijdens die ogenblik de hostie, gebakken uit graan, getransformeerd wordt in het lichaam van hem die zichzelf opofferde voor de bevrijding van de wereld en dat de beker met wijn getransformeerd wordt in het bloed dat de prijs van onze verlossing was. Moge dit getormenteerde lichaam en dit bloed dat voor mensen werd vergoten, ons voeden zodat ook wij ons lichaam en ons bloed zouden kunnen geven om te lijden en pijn te verdragen net als Christus. Niet voor onszelf, maar om gerechtigheid en vrede te stichten voor ons volk.”

Een paar seconden later werd Romero dodelijk getroffen door een kogel. Zijn lichaam werd, net zoals het lichaam van miljoenen opstandelingen voor hem, door de militairen van de heersers vermoord. Maar net als Jezus, Hoessein, Muntzer en miljoenen andere vermoorde rebellen was deze dodelijke aanslag niet voldoende om hem het zwijgen op te leggen. Zoals hij zelf had voorspeld was zijn opstandige geest springlevend in de strijd van de onderdrukten in El Salvador. Tot op de dag van vandaag wordt de bekeerde aartsbisschop Oscar Arnulfo Romero door miljoenen Salvadorianen geprezen en leeft hij verder in hun verzet tegen uitbuiting en onderdrukking.

Ook hij herinnert ons, iedere keer dat we hem opnieuw zien opstaan in het verzet van de armen, aan het mysterie van het martelaarschap. De heersers kunnen alleen de lichamen van de rebellen vermoorden, hun revolutionaire geest blijft eeuwig leven in de voortgezette strijd van hun kameraden.

Compañero Oscar Romero: Presente para siempre!

Amen