De Filosofie van de Geschiedenis: Kain en abel

(door Ali Shariati, vertaling door redwasp)

In de school van de Islam leren we dat onze filosofie van de geschiedenis zich moet baseren op een bepaald soort historisch determinisme. De geschiedenis toont ons een ononderbroken stroom van gebeurtenissen die, zoals de mens zelf, bepaald worden door een dialectische tegenstelling, een voortdurende staat van oorlog tussen twee vijandige en tegenstrijdige elementen die begon bij de schepping van de mens en die sindsdien overal en altijd verder woedt. Deze constante strijd bepaalt heel de geschiedenis.

Geschiedenis is de beweging van de menselijke soort doorheen de tijd en die menselijke soort is een microcosmos, de beste uitdrukking van het bestaan, de meest evidente manifestatie van de schepping. In de mens wordt de natuur zich bewust van zichzelf. Zo beweegt die natuur naar volmaaktheid naarmate de mens zichzelf verder ontwikkelt en de natuur, het leven en het bewustzijn naar een hoger niveau optilt.

De mens is, met andere woorden, een manifestatie van Gods wil, de absolute wil en bewustzijn van heel het zijn. Antropologisch gezien is de mens Gods khalief op Aarde. De geschiedenis van de mens, het verhaal van ons ontstaan en de ontwikkeling van onze essentie, kan dan ook niet louter toevallig verlopen zijn. Het kan niet zijn dat dit alles slechts het gevolg is van blind toeval, gevormd door toevallige omstandigheden als speelbal van avontuurlijke krachten, banaal, leeg, doelloos en zinloos.

Geschiedenis is ongetwijfeld een reëel proces dat zoals de vele andere realiteiten in de wereld een beginpunt heeft. Zo heeft het ook een eindpunt, een doel en een richting. Waar is dat beginpunt? Net als de mens zelf ontstond de geschiedenis uit de tegenstelling.

We zagen reeds dat de mens samengesteld is uit klei en goddelijke geest. Dit werd duidelijk in het verhaal van de schepping van Adam. Het verhaal van Adam is in die zin het verhaal van de mens in de echte, filosofische betekenis van het woord. De mens begint met de strijd tussen geest en klei, God en Satan, in het binnenste van Adam. Maar waar begint dan de geschiedenis? Wat is daarvan het beginpunt? Dat is de strijd tussen Kaïn en Abel.

De zonen van Adam waren allebei mensen, puur natuur. Maar er woedde een oorlog tussen hen. De ene vermoordde de andere en de geschiedenis van de mensheid begon. De oorlog van Adam was subjectief, een innerlijke strijd binnenin zijn eigen ziel (binnenin iedere mens). De oorlog tussen Kaïn en Abel was daarentegen een objectief gevecht in de buitenwereld. Het verhaal van Kaïn en Abel moet daarom het startpunt vormen voor onze filosofie van de geschiedenis, zoals het verhaal van Adam het startpunt moet vormen van onze filosofie van de mens.

De oorlog tussen Kaïn en Abel is een strijd tussen twee tegengestelde kampen die doorheen de geschiedenis hebben bestaan. Ze tonen de dialektiek van de geschiedenis. Geschiedenis is namelijk, net als de mens zelf, een dialectisch proces. De tegenstelling wordt zichtbaar wanneer Abel gedood wordt door Kaïn.

Deze Abel vertegenwoordigt volgens mij het tijdperk van herders, jagers en verzamelaars, de oorspronkelijke primitief-socialistische maatschappij van voor het ontstaan van het privé-eigendom. Kaïn vertegenwoordigt dan het op landbouw en veeteelt gebaseerde systeem van privé-eigendom en van monopolies.

Met deze broedermoord ontstond een permanente oorlog die de hele geschiedenis zou doordrenken. De geschiedenis van de mensheid werd vanaf toen het decor van de voortdurende strijd tussen de partij van Kaïn, de moordenaar, en die van Abel, zijn slachtoffer, of met andere woorden, tussen de heersers en de overheersten.

De herder Abel werd vermoord door de grondbezitter Kaïn. Dit betekende het einde van het tijdperk van gemeenschappelijk eigendom van de productiemiddelen, van de pastorale levenswijze, de samenleving van jagers, herders en verzamelaars. Daarmee eindigde ook de geest van broederschap, de ware religie, en ontstond het tijdperk van de landbouw en het systeem van privé-eigendom. Ook religieus bedrog en schending van mensenrechten ontstonden. Abel verdween van het toneel en Kaïn kwam in de spotlights van de geschiedenis, waar hij nog steeds verder leeft.

Kaïn was verliefd geworden op de verloofde van zijn broer. Adam stelde zijn zonen voor om hun conflict tussen op te lossen door allebei een offer voor God te brengen. Kaïn legt een handvol vergaan geel graan op het altaar. Abel brengt een jonge en waardevolle rood-harige kameel. Ik leid daaruit af dat die laatste symbool staat voor de herder, terwijl de eerste de landbouw symboliseert.

De geschiedenis leert ons dat in de tijd van de herders, jagers, vissers en verzamelaars, de natuur de enige bron van alle productie was. In het verhaal is de kameel een symbool voor deze productiewijze. Bossen, zeeën, woestijnen, rivieren, … al deze grondstoffen waren vrij beschikbaar voor de hele stam. De belangrijkste productiemiddelen waren menselijke handen, spieren en hersenen. Als ze daarnaast nog een paar simpele werktuigen hadden, dan waren dat simpele zaken die iedereen zelf kon maken. Monopolies, privé-eigendom van de productie-bronnen zoals water en land of van de productie-werktuigen zoals ossen en ploegen, bestond niet. Alles was gelijk beschikbaar voor iedereen.

Een spirituele en moreel hoogstaande samenleving, respect voor de ouderen, doorzettingsvermogen, plichtsbesef, absolute en onschendbare gehoorzaamheid aan de grenzen van het samen leven, zuiverheid in religieus bewustzijn, een geest van liefde en barmhartigheid… dit waren allemaal morele eigenschappen van de mensen die in maatschappijen met die productiewijze leefden. We mogen Abel zien als hun vertegenwoordiger in het verhaal.

Toen de mensen landbouw leerden kennen, veranderde hun hele leven. De hele samenleving werd in een grondige revolutie dooreen geschud. Volgens mij was dit de grootste revolutie uit de geschiedenis. Deze revolutie bracht zowel een nieuwe mens voort, een machtige en boosaardige mens, als een nieuw tijdperk van beschaving en discriminatie.

Het systeem dat op landbouw gebaseerd was, zorgde voor beperkingen op het gebruik van de productie-bronnen die in de natuur aanwezig waren. Het ontwikkelde complexe productie-werktuigen en productie-verhoudingen. En aangezien landbouwgrond niet als bossen en zeeën vrij ter beschikking van iedereen kon staan, ontstond voor het eerst in de menselijke geschiedenis de noodzaak om zich een deel van de natuur toe te eigenen en alle anderen er van weg te houden. In één woord: privé-eigendom.
Voor deze tijd bestonden geen individuen in de menselijke samenleving. De stam zelf was het individu. Nu, met de komst van de landbouw, werd de eendrachtige samenleving, waarin alle mensen zusterlijk één grote familie vormden, verdeeld.

Het was de eerste keer dat een stuk land, een stuk natuur dat oorspronkelijk van iedereen was, werd afgenomen en exclusief privé-eigendom werd van één persoon, verboden terrein voor anderen. Toen bestonden nog geen wetten over eigendom, geen erfenisrecht of andere wettelijke titels of religieuze regels om deze daad goed te praten. Het was louter een kwestie van macht en geweld.

De kracht van de sterkste leden van de stam was binnen het systeem van herders, jagers en verzamelaars nuttig geweest om de hele stam te beschermen en de productie van levensmiddelen (via jacht, visvangst…) op te voeren. Beide functies dienden het welzijn van de hele stam. Nu echter werd die kracht de enige bron die bepaalde welke rechten men had, hoeveel men kon consumeren. Kracht werd belangrijkste factor bij het verwerven van privé-eigendom.

Op dit kantelpunt in de geschiedenis geldt het omgekeerde van Marx’ theorie: macht ontstaat hier niet uit eigendom, maar eigendom ontstaat uit macht. Macht en dwang waren de belangrijkste factoren waaruit voor het eerst het privé-eigendom kon ontstaan. Eigendom ontstond uit macht en gaf later op zijn beurt een permanent karakter aan die macht door hem in wetten te verankeren en zo tot natuurwet te verheffen.

Privé-eigendom sneed de ééndrachtige samenleving in twee. Toen privé-eigendom de norm werd, was niemand nog tevreden met hetgeen hij echt nodig had. Vanaf nu kon ieder individu voor zichzelf beslissen hoeveel hij nodig had. Mensen verzamelden niet langer eigendom uit noodzaak, maar omdat ze dat wilden.

Binnen het voorgaande systeem, dat van Abel en het gemeenschappelijk eigendom, gingen mensen net zoveel jagen en verzamelen als nodig was om zichzelf in leven te houden. De natuur, vrij en vrijgevig, was vrij beschikbaar voor iedereen. Arbeid diende alleen om in de eigen behoeften te voorzien. Een goede werker had zelf een betere opbrengst.

Maar nu had de mens de overvloed van de natuur, de vlakten en de kust, verlaten. Meer en meer mensen gingen bij mekaar wonen rond de arme maaltijden die door zwoegen op het land werden verbouwd. Ze begonnen met mekaar te vechten om hebzuchtig het laatste beetje grond in eigendom te nemen. In deze nieuwe vorm van samenleven konden de roofvogels en de gieren (denk aan de raven uit het verhaal van Kaïn) de vleugels van de zwakkere trekvogels breken en hen wegjagen. De maatschappij was vroeger als een nomadische zwerm trekvogels die over woestijnen, rivieren en oceanen trok, eensgezind en harmonieus. Nu deden de vogels niets anders dan naar mekaar klauwen en pikken en vechten om het karkas van de privé-eigendom.
Op den duur werd de menselijke familie, die voorheen in vrijheid, vrede, rust en vreugde had geleefd, getransformeerd in oorlogvoerende tegengestelde kampen en partijen. Aan de ene kant was er de minderheid die veel meer land in eigendom had dan ze nodig hadden. Zij hadden meer land dan ze zelf konden bewerken, dus hadden ze ook de arbeidskracht van anderen nodig. Aan de andere kant was er de meerderheid die alleen hun honger en hun arbeidskracht bezaten. Ze hadden land nog werktuigen in eigendom en konden niets anders dan werken voor de rijke minderheid om in leven te blijven.

Onder dit nieuwe systeem van samenleven was het lot van de grote meerderheid van de bevolking een leven van slaverij. Met het ontstaan van een klasse van slavenhouders, was er ook een klasse van slaven ontstaan. Deze klasse had niets meer: geen land, geen water, geen eer, geen voorouders, geen moraal, geen waardigheid, geen gedachten, geen kunst, geen kennis, geen waarde, geen rechten, geen waarheid, geen geest, geen betekenis, geen opvoeding… kort gezegd: ze hadden helemaal niets, noch in deze wereld, noch in de volgende.

Alles waar zij tekort aan hadden, was afkomstig van de oogst van het land, de vruchten uit boomgaarden en de gewassen van de velden. Dit alles was het privé-eigendom geworden van de klasse die alle productiemiddelen, de materiële en de niet-materiële in haar bezit had. De klasse die zelf geen lastig werk wilde verrichten en over voldoende middelen beschikte om voor zichzelf een goede opleiding in abstracte cultuur, literatuur, wetenschap en kunst te kopen.

De voorouders van die twee tegengestelde klassen leefden voorheen in een eendrachtige samenleving, voortgestuwd door één zelfde geest, één zelfde gevoel, één zelfde besef van eer en waardigheid, dat van de stam. Ze trokken samen met lege handen de bossen in of gingen samen varen op zee. De rijkdom van de natuur was overal om hen heen, als de lucht die ze samen inademden. Net als de schoonheid van het landschap dat hen omringde, was de natuur voor iedereen van de stam vrij beschikbaar. Iedereen was gelijkwaardig en daardoor waren ze allemaal zusters en broeders. Ze waren de kinderen van Adam en Adam was uit klei geschapen.
Nu, omwille van dat karkas van het privé-eigendom, waren ze uit mekaar gedreven en werden ze vijanden van mekaar. De broederschapsbanden werden vervangen door een relatie van meesters en slaven. Gelijkheid was opgeofferd voor discriminatie. Broederschap werd broedermoord. Religie werd een middel om te bedriegen en om nog meer materiële goederen en eigendom in bezit te krijgen. De geest van menselijkheid, verzoeningsgezindheid en barmhartigheid werd aan de kant geschoven door de geest van haat, rivaliteit, aanbidding van rijkdom en geld, hebzucht, monopolisering, bedrog, dwang, onderdrukking, zelf-aanbidding, wreedheid, moordzucht, overtreding, dominantie, superioriteit, privilege, het doden van de zwakken, het vertrappelen van alles en iedereen omwille van eigendom, het vermoorden van broers, het martelen van ouders, zelfs het bedriegen van God.

Op die manier moeten we de tegenstelling tussen de twee types – Abel, de vreedzame mens van het geloof en de zelf-opoffering en Kaïn, de slaafse aanbidder van zijn passies, de overtreder, de broedermoordenaar – zien als een psychologische en sociologische analyse van hun omgeving, hun bezigheden en hun klasse. We weten dat ze hun afkomst, hun ouders en hun opvoeding gemeen hadden. We mogen veronderstellen dat de menselijke samenleving nog niet helemaal gevormd was en er nog geen verschillende intellectuele milieus, culturele sferen, en sociale groepen waren. We kunnen dus niet zeggen dat de twee opgroeiende broers aan verschillende sociale, religieuze of pedagogische invloeden blootstonden. Zeker niet zo verschillend dat ze daardoor tot mekaars tegenpool zouden uitgroeien die elk symbool staan voor een bepaald type.

Twee zaken, heel gelijkaardig in natuur, op alle mogelijke vlakken, ontwikkelen zich in verschillende, zelfs tegenovergestelde richtingen. Als we een logische en wetenschapperlijke methode willen volgen, dan moeten we een lijst maken met alle omstandigheden waar ze door beïnvloed worden. Alle omstandigheden die beide zaken op dezelfde manier beïnvloeden, schrappen we dan van die lijst. Dat wat overblijft is wat hen in tegengestelde richtingen laat ontwikkelen.

Het enige grote verschil tussen de twee broers uit het verhaal, bestaat uit hun verschillende werk-omstandigheden. Deze verschillende werk-omstandigheden bracht beide broers in een bepaalde economische en sociale verhouding. Ze hebben tegengestelde vormen van werk, productie-structuren en economische systemen.
Onze hypothese wordt hier duidelijk ondersteund door de treffende overeenkomst tussen beide broers en de systemen waar ze in symbool voor staan. Abel toont een goed beeld van het denken en sociale gedrag van de periode van oer-socialisme van herders, jagers en verzamelaars en Kaïn toont ons het denken en sociaal handelen in de klassenmaatschappij, de maatschappij gebaseerd op slavernij en op de psychologie van de eigenaars.

Veel religieuze geleerden hebben in hun commentaren op de Koran geschreven dat het verhaal over Kaïn en Abel bedoeld is om moord te veroordelen. Maar dat is een heel oppervlakkige interpretatie en het stelt de zaken veel te simpel voor. Zelfs als mijn hypothese niet zou kloppen, het verhaal over de twee broers kan onmogelijk zo oppervlakkig zijn en zo’n weinig zeggende betekenis hebben als zij beweren. De Abrahamitische religies, en zeker de Islam, stellen dit verhaal voor als de eerste grote gebeurtenis die de menselijke geschiedenis in deze wereld inluidt. Het is ongeloofwaardig dat de het enige doel van dat verhaal het veroordelen van moord zou zijn. Wat we ook mogen denken van de onderliggende betekenis, het verhaal is duidelijk veel meer dan een simpel fabeltje met als moraal van het verhaal “… en zo hebben we duidelijk geleerd dat moord een kwaadaardige daad is, dus moeten we proberen om deze schandelijke daad nooit uit te voeren. Laat ons dat dus proberen te vermijden. Zeker tegenover onze broers.”

Volgens mij stelt het verhaal van Kaïns moord op Abel een heel belangrijke ontwikkeling voor, een snelle wending in de loop van de geschiedenis. Misschien wel de belangrijkste gebeurtenis uit de menselijke geschiedenis. Het vertelt, interpreteert en duidt deze gebeurtenis op een heel diepzinnige manier. Het geeft een wetenschappelijke, sociologische en op klasse gebaseerde analyse. Het verhaal gaat over het einde van het tijdperk van oer-communisme, waar Abel het symbool voor is. Het gaat over het verdwijnen van het oorspronkelijke menselijke systeem van vrijheid, gelijkheid en broederschap in de samenleving gebaseerd op jagen, vissen en verzamelen. Dit systeem wordt vervangen door het systeem gebaseerd op landbouw, op privé-eigendom, op een klassenmaatschappij. Dit systeem, waar Kaïn symbool voor staat, is er één van discriminatie en uitbuiting, van het aanbidden van geld in het bestrijden van de ware religie. Het is het begin van competitie, vijandigheid, hebzucht, plunderingen, slavernij en broedermoord.

De dood van Abel en het overleven van Kaïn zijn objectieve, historische realiteiten. Sinds die tijd zijn religie, economie, regering en het lot en leven van de hele mensheid in de handen van Cain. Op die manier toont het verhaal ons een realistische, critische en progressieve analyse van wat er gebeurd is.

De zinloze dood van Abel en het feit dat de hele mensheid van vandaag afstamt van Kaïn betekent ook dat de maatschappijvorm, regeringsvorm, religie, ethiek, wereldbeeld en gedrag van Kaïn overal verspreid zijn. Ze zijn universeel geworden. Alle onevenwicht, onzekerheid en instabiliteit die in iedere maatschappij en in ieder tijdperk steeds opnieuw overheersten, zijn een gevolg van dit simpele feit.

Het verhaal van Kaïn en Abel toont ons de eerste dag in het leven van de kinderen van Adam op deze Aarde als het begin van de tegenstellingen, van conflict en uiteindelijk van geweld, oorlog en broedermoord. Dit komt overeen met het wetenschappelijk vastgesteld feit dat het leven, de maatschappij en de geschiedenis gebaseerd zijn op tegenstellingen en strijd. In tegenstelling tot wat de idealisten geloven, wijst dit verhaal er op dat de fundamentele factoren in het leven, de maatschappij en de geschiedenis telkens weer de economie en de sexualiteit zijn. Deze factoren worden steeds opnieuw dominant tegenover religie, broederliefde en moraal.

De bron van het conflict tussen Kaïn en Abel was als volgt: Kaïn had een zag voor de verloofde van Abel liever dan zijn eigen verloofde. Hij stond er op dat hij haar wilde hebben en eiste dat de velovingen, die met de zegen van Adam waren ingezegend, verbroken zouden worden. De twee broers gingen naar Adam die voorstellde dat ze beiden een offer zouden brengen. Het offer dat werd aanvaard, zou bepalen wie met wie mocht huwen. De verliezer zou zich moeten neerleggen bij het resultaat.

Kaïn probeerde zoals steeds om vals te spelen, en bracht wat verschraald koren als offer. Dat offer werd vanzelfsprekend niet aanvaard. Abel daarentegen, die eigenlijk niets eiste van Kaïn en die het hele conflict liever niet had gewild, offerde toch zijn beste kameel, zijn meest dierbare bezit, een offer dat natuurlijk meteen werd aanvaard. Maar ook nu speelde Kaïn opnieuw vals. Hij vond zijn eigen lusten belangrijker dan de beslissing van God en hij viel de weerloze Abel aan en vermoordde hem.

De dialoog die plaatsvond tussen de twee broers spreekt ook boekdelen. Kaïn dreigt ermee dat hij Abel zal vermoorden, maar die antwoordt zacht, vriendelijk en zonder geweld “Maar ik zal mijn hand niet tegen jouw verheffen.” De maatschappij en het systeem die door Abel werden vertegenwoordigd, werden dus overwonnen door het agressieve en inhalige systeem van Kaïn, zonder dat er echt verzet werd gepleegd.
Wanneer we nadenken over het verhaal van Kaïn en Abel, dan moeten we ons afvragen of de macht van de seksualiteit niet sterker en meer primair is dan die van de economie. Had Freud in dit verband misschien gelijk? Het eerste woord dat in het conflict wordt uitgesproken is “vrouw”, net zoals alle tegenstellingen in het leven van hun vader begonnen wanneer Eva bij hem kwam.

Maar als we dieper nadenken, dan zien we dat de zaken er toch niet zo simpel voor staan. Het is waar dat de eerste bron van het conflict hier Kaïns aantrekking tot de verloofde van zijn broer is. Wat dat betreft lijkt Freud gelijk te hebben. Maar er bestaat nog een meer primaire oorzaak, een diepere bron van het conflict, waar Freud niets over wil weten. We kunnen het verhaal niet lezen als een verhaal dat in de eerste plaats over seksualiteit gaat. Vooraleer we de seksuele kant van de zaak bekijken, moeten we namelijk eerst de volgende vragen beantwoorden: “Klopt het wel dat het conlflict tussen de twee broers pas begint wanneer Kaïn de voorkeur heeft voor de veloofde van Abel?” en “Hoe komt het dat Kaïn diegene van de twee broers is die zich zo gedraagt?”

Beide broers hadden dezelfde ouders en hadden een gelijkaardige opvoeding gekend. Men zou verwachten dat ze zich op een gelijkaardige manier zouden gedragen, met een gelijkaardige verdraagzaamheid, een gelijkaardige eerlijkheid en een gelijkaardige vastberadenheid. Het is niet zo dat ze bijvoorbeeld wel broers waren, maar dat de ene in Qum had gestudeerd en de andere in Parijs, of dat de ene alleen maar Islamitisch geïnspireerde literatuur had gelezen, terwijl de ander alleen oppervlakkige magazines las. En zelfs als het mogelijk zou zijn dat gelijkaardige mensen die onder gelijkaardige omstandigheden opgroeien zo anders zouden worden, waarom was het dan precies Kaïn die zich zo gedroeg?

Er is nog een derde punt dat van belang is. De dialoog tussen de twee broers, zoals die in de Koran voorkomt, maar ook in de Bijbel van de Joodse en Christelijke tradities en in de vele boeken met exegese en commentaar, toont ons Abel als het archetype van het goede en Kaïn als het archetype van het kwaad. Ik gebruik hier het woord “archetype” en niet “model”, want die laatste term zou betekenen dat Kaïn niets anders was dan zijn kwade eigenschappen en Abel niets anders dan zijn goede eigenschappen. Kaïn is niet alleen lust en materialisme, Abel is niet alleen religie en gevoeligheid. Geen van beiden is de volledige manifestatie van het kwade of van het goede.

Ik ben dan ook tot de conclusie gekomen dat Abel een mens met een sterke persoonlijkheid is. Het onmenselijk en onevenwichtig systeem, het zware werk, de oneerlijke economie… hebben hem niet vervreemd, vervormd, geperverteerd of vervuild. Hij is er niet door neergeslagen en gebrond. Hij is niet één van de vele “verwonden” geworden, zoals Marcuse en beschrijft, een vervuild wezen dat beladen is met complexen. Hij is tegelijk vol liefde voor zijn vader, affectie voor zijn broer, vertrouwen in God en volharding in zijn inzet voor rechtvaardigheid. Hij is geen slaaf van zijn passies en zijn seksualiteit zoals zijn broer. Toch blijft hij ook niet onbewogen bij het zien van schoonheid. Tijdens het conflict dat zijn broer veroorzaakt, waarbij deze hem zelfs met de dood bedreigt, zegt hij niet zomaar gewoon “Hier, boer, ik verstoot haar. Zij is het niet waard om over te vechten. Neem haar. Ze is van jou.”
Abel was een mens, een zoon van Adam, niet meer en niet minder. Alle teksten die over dit verhaal gaan tonen hem in dit licht. Volgens mij komt dit doordat hij in een samenleving opgroeide waar geen tegenstellingen en geen discriminatie bestond. Zijn werk was vrij en onafhankelijk. Hij zat niet trots op een kameel, maar was ook niet geladen als een ezel. Hij was geen meester, maar ook geen slaaf. Hij was geen koning, maar ook geen dienaar. Hij was gewoon een mens, in een samenleving waar iedereen gelijk was en alle rijkdom van dit leven gemeenschappelijk bezit was, alle materiële en spirituele grondstoffen. In zo’n samenleving zal iedereen van nature gelijk zijn en zullen broederschap, solidariteit, schoonheid, zuiverheid, ernst, liefde en goedheid kunnen groeien en bloeien.

Ook Kaïn is niet volledig slecht. Zijn essentie is dezelfde als die van Abel. Kaïn is niet inherent kwaad, want niemand die dezelfde essentie heeft als Adam kan inherent kwaad zijn. Wat Kaïn slecht maakt is het onmenselijke sociale systeem, de klassenmaatschappij, de heerschappij van het privé-eigendom en de slavernij en de vernedering die daaruit ontstaan. Dat sociaal systeem verandert mensen in wolven, vossen of schapen. Vijandigheid, concurrentie, wreedheid en misdadigheid kunnen daar groeien en woekeren. Vernedering en overheersing, de honger van velen tegenover de gulzigheid van enkelen, hebzucht, machtsmisbruik, misleiding… in een zo’n maatschappij ontstaat een levensbeschouwing die gebaseerd is op plundering, uitbuiting, slavernij, consumptie, misbruik, leugen, vlijerij. Het leven daar bestaat uit onderdrukken of onderdrukt worden, uit egoïsme en aristocratische arrogantie, uit kapitaal accumuleren, diefstal en afpersing. Menselijke relaties zijn er gebaseerd op het geven en krijgen van kloppen, op uitbuiten of uitgebuit worden. De levensbeschouwing die hier ontstaat baseert zich op het maximaliseren van het eigen plezier, de eigen rijkdom, de eigen lust en de eigen macht. Alles draait er rond egoïsme, alles wordt aan het ego opgeofferd, aan het lage, brute en hebzuchtige ego.

Dat alles is wat Kaïn, de broer van de goed, vriendelijke en zuivere Abel, de rechtstreekse zoon van Adam, in staat stelt om te liegen, te verraden, zijn religie door de modder te sleuren en uiteindelijk zijn broer te vermoorden en dat allemaal om zijn seksuele lusten te bevredigen. Niet eens een waanzinnig idee, een bevlieging of een ideaal, maar pure, laag bij de grondse lust. En nee, mijnheer Freud, hij doet dat alles niet omdat zijn seksuele instincten bij hem sterker ontwikkeld zijn dan bij anderen, maar omdat de menselijke waarden en normen in hem veel zwakker geworden zijn dan de gevoelens van lust. Als Freud gelijk zou hebben, als de seksuele factor zo sterk ontwikkeld zou zijn dat hij alles zou doen om zijn lust te bevredigen, dan zou hij wel degene geweest zijn die met een schitterende roodharige kameel bij het offerblok zou komen aandraven en niet zijn broer. Als Kaïn echt alleen door zijn seksuele driften gemotiveerd zou zijn, dan was hij meteen nadat zijn vader hem over het aanstaande huwelijk aansprak, de velden in gelopen zijn en desnoods al zijn gewassen in brand gestoken hebben. om zijn lusten te bevredigen. Maar we zien daarentegen wat Kaïn precies allemaal bereid is om te doen om Gods gunst te krijgen en zo zijn geliefde voor hem te winnen. Al wat hij bereid is om op te offeren is een handvol graan, graan bleek en half vergaan was.

Het was mijn bedoeling om met dit diepgaand onderzoek van het verhaal het idee te verwerpen dat het om een louter ethische kwestie gaat. Het gaat namelijk over iets dat veel belangrijker is. Het verhaal gaat duidelijk niet alleen over een ruzie tussen twee broers. Het behandelt eigenlijk twee verschillende vormen van de menselijke samenleving, twee verschillende productiewijzen. Het is het verhaal van de gespletenheid van de mensheid, doorheen de verschillende tijdperken. Het vertelt over het begin van een oorlog die nog steeds niet afgelopen is.

De vorm van samenleven die door Abel wordt voorgesteld, is die van de onderdaan, de onderdrukte, met andere woorden die van het volk dat doorheen de geschiedenis tot slaaf werd gemaakt en afgeslacht door het systeem van Kaïn, het systeem van privé-bezit dat de menselijke samenleving is gaan domineren. De oorlog tussen Kaïn en Abel is de permanente oorlog van de geschiedenis, die generatie na generatie werd uitgevochten. De banier van Kaïn werd steeds hoog gehouden door de heersende klassen. Het verlangen om het bloed van Abel te wreken, werd hoog gehouden door iedere nieuwe generatie van zijn nakomelingen, de onderdrukten van deze wereld die voor rechtvaardigheid, vrijheid en de ware religie strijden. Deze strijd wordt voortdurend, in steeds nieuwe vormen, in ieder tijdperk verder gezet. Het wapen van Kaïn en zijn aanhangers, was religie. Het wapen van Abel en zijn aanhangers was ook religie.

Juist omwille van die reden was de oorlog van religie tegen religie een rode draad doorheen de menselijke geschiedenis. Aan de ene kant is er de religie van Shirk, de religie die concurrenten voor God verzint en aanbidt. Een religie die bestaat om afgoderij en klassentegenstellingen te rechtvaardigen. Aan de andere kant is er de religie van de tawhid, de éénheid van God. Een religie die aanspoort tot éénheid in de maatschappij en oproept om alle vormen van discriminatie te bestrijden.
De transhistorische strijd tussen Abel en Kaïn is ook de eeuwige strijd tussen tawhid e nshirk, tussen rechtvaardigheid en menselijke éénheid aan de ene kant en sociale en raciale discriminatie aan de andere.

Al heel de menselijke geschiedenis bestaat er een strijd tussen de religie van het bedrog, de onwetendheid en de rechtvaardiging van het status quo aan de ene kant en de religie van bewustzijn, activisme en revolutie aan de andere. Het einde der tijden zal pas komen wanneer Kaïn definitief gestorven is en het systeem van Abel opnieuw is ingevoerd. Deze onvermijdelijke revolutie zal het einde betekenen van de geschiedenis van Kaïn. Er zal gelijkheid ontstaan op de hele wereld, de mens zal één worden, allen zullen zussen en broers van mekaar worden. Gelijkheid en gerechtigheid zullen de basis worden van deze nieuwe samenleving. Dat is de richting die de geschiedenis onvermijdelijk uitgaat.

Een wereldwijde revolutie zal zich voltrekken in alle domeinen van het menselijk leven. De onderdrukte klassen uit de geschiedenis zullen hun wraak nemen en het goede nieuws, de belofte van God, zal waarheid worden:

En we wilden de armen en de onderdrukten
op deze aarde onze ondersteuning geven
en we wilden hen tot de leiders en de erfgenamen
van deze wereld maken.
(28:5)

Deze onvermijdelijke revolutie van de toekomst zal het hoogtepunt vormen van de dialectische tegenstelling die begon met het conflict tussen Kaïn en Abel en die tot op vandaag in alle menselijke samenlevingen bleef voortduren, de diepe tegenstelling tussen heerser en overheersten. De onvermijdelijke uitkomst van dit conflict, zal de overwinning zijn van gerechtigheid, gelijkheid en waarheid.

Het is de verantwoordelijkheid van iedere individu in ieder tijdperk om een standpunt in te nemen in deze voortdurende strijd tegen de twee vormen die we beschreven hebben. Een mens is niet gemaakt om toeschouwer te bliijven.

Terwijl we geloven in een bepaalde vorm van historisch determinisme, geloven we ook in de vrijheid van het individu en in de menselijke verantwoordelijkheid die aan de basis liggen van dit determinisme. We zien geen tegenstelling tussen die vrijheid en dat determinisme. De geschiedenis gaat namelijk vooruit op basis van algemene en wetenschappelijk aantoonbare deterministische processen, maar “Ik”, als individueel menselijk wezen, moet kiezen of ik vooruit wil gaan, mee met de geschiedenis, en op die manier mee de gedetermineerde koers van die geschiedenis te versnellen door er mijn kennis en mijn begrip voor in te setten, of daarentegen juist, tegen de koers van de geschiedenis in, de onwetendheid, het egoïsme, het opportunisme… wil verdedigen om op die manier verpletterd te worden.