Stellingen over materialistische theologie – V. Macht

De enige aanvaardbare machtsrelatie, binnen de leer van de tawhid, is deze tussen de Ene God van de Eenheid en Haar/Zijn schepselen. Deze Ene God, de Eenheid waar alles en iedereen naar terugkeert, heeft sowieso de ultieme macht over alles wat bestaat. In het aanbidden van deze Ene, in de religieuze praxis van de tawhid, wordt deze relatie symbolisch, maar ook praktisch (in tal van reële handelingen) uitgedrukt.

Iedere andere machtsrelatie, iedere machtsrelatie tussen schepsels onderling, wordt door de leer van de tawhid verworpen als een vorm van shirk.

[

Dat wil niet zeggen dat wij ontkennen dat er andere machtsrelaties bestaan dan deze tussen de Ene en Haar/Zijn schepselen. Helaas wordt ons leven in deze wereld gedomineerd door tal van machtsrelaties, tal van vormen van afhankelijkheid. Mensen met eigendom zetten dat eigendom in om anderen voor hen te laten werken. Mensen met wapens zetten geweld in om anderen te laten doen wat zij hen opdragen. Mensen die er in slagen om een groep gewapende mensen (een leger, een politiemacht of en een andere gewapende bende) te controleren, zetten die groep in om hun wil op te leggen aan de bevolking. Nog andere mensen slagen er op subtiele manieren in om symbolische macht te verwerven. Dat doen ze bijvoorbeeld door te dreigen met goddelijke interventies, door de hemel te beloven of door hun privé-belangen zodanig te verwoorden dat andere mensen gaan geloven dat het dienen van die belangen een ethische kwestie is.

Of het nu gaat om eigendom, wapens, symbolische of psychologische dwang, de kern van alle menselijke machtsrelaties is steeds de macht om geweld te gebruiken. Wie zelf geen eigendommen heeft en zich dus objectief gezien verplicht voelt om voor een ander te gaan werken, die doet dat om niet van de honger om te komen. De dreigende hongersnood is een vorm van geweld. Wie mensen wijsmaakt dat het ethisch hoogstaander is om zijn privé-belangen te dienen dan om voor zichzelf op te komen, die gebruikt vormen van psychologische dwang, van bedrog, van psychologisch geweld.

[

Tal van machtsrelaties zijn in de loop der eeuwen als het ware in onze maatschappij ingesleten. Op den duur zijn ze zo alomtegenwoordig, dat ze haast als natuurlijk worden aangevoeld, hoewel ze helemaal niet natuurlijk zijn, maar het gevolg van het feit dat de ene mens in staat is om geweld te gebruiken of met geweld te dreigen tegen een andere mens.

Dit fatalistisch gevoel dat de bestaande machtsorde natuurlijk is, dat zij het gevolg is van de natuurwetten zoals die nu eenmaal zijn, wordt in verschillende religieuze discours gereproduceerd onder de vorm van een zogenaamd door God gewilde orde. De God die dit alles heeft geschapen, zo wordt dan beweerd, heeft niets anders gewild dan een wereld waarin de ene mens macht heeft over de andere. Uitbuiting, onderdrukking, marginalisering, hiërarchie… zijn allemaal een onderdeel van het Goddelijke Heilsplan. Wie tegen dat plan, tegen die Goddelijke Orde in opstand durft komen, is volgens die theologische opvatting, een

[

Het is voor een materialistische theologie belangrijk om de realiteit van deze machtsrelaties kritisch te onderzoeken. De bestaande machtsrelaties vormen de structuur van iedere samenleving waarin mensen leven en dus ook religie beleven. Zonder die realiteit te willen zien, zal ieder denken over religie noodzakelijkerwijs vervallen in simplismen en in nietszeggende abstracties.

[

In de verhalen over de profeten van de Ene, zien we steeds opnieuw dat de afgoderij die zij bestrijden niets meer is dan de symbolische verschijningsvorm van de bestaande machtsrelaties in de maatschappij. Abraham komt in opstand tegen de afgoderij in zijn land, tegen de Nimrods en de andere heersers die zichzelf als God willen laten aanbidden om zo nog meer macht te verwerven over hun onderdanen. Mozes en de tot slaaf gemaakte Israëlieten die zich met hem verenigd hebben, vallen de afgoderij van de Egyptische Farao aan, het systeem van afgoderij dat de macht van de Farao en zijn hofhouding moet verterken en verankeren. Elia bestrijdt niet alleen de heersersgod Baäl, maar meteen ook de heerser Achab en zijn hofhouding, die de cultus van deze afgod gebruiken als ideologie om de geesten van de tot slaaf gemaakte bevolking voor zich te winnen. Jezus verzette zich tegen het Romeinse Imperium en de militaire bezetting van Palestina, een imperialistisch systeem dat niet alleen steunde op de zwaarde van de legionairs, maar ook op de ideologie die het verafgoden van de Caesar als kern had. Tegelijk verzette diezelfde Jezus zich ook tegen die strekkingen binnen het jodendom die de rituele zuiverheid tot een nieuwe afgod hadden gemaakt en op die manier het verzet tegen onderdrukking, de eigenlijke kern van het revolutionaire jodendom, verwaterd en verworpen hadden. Ook de profeet Mohammed verzette zich niet alleen tegen de afgoderij van de Mekkaanse heersers, maar tegelijk ook tegen de heerschappij van die Qoeraisjieten.

[

Het is belangrijk om op te merken dat bepaalde vormen van materialisme de politieke kwestie van de macht ondergeschikt maken aan de economische kwestie van de productie en de eigendomsverhoudingen. Wanneer we echter kijken naar de geschiedenis, dan merken we dat het vaak juist de machtsverhoudingen zijn, de materiële mogelijkheid van sommige mensen om macht uit te oefenen over andere mensen, die bepalen hoe de eigendomsverhoudingen liggen.

Het ziet er naar uit dat de allereerste uitbuitingsverhouding tussen heersers in de stad en tot slaaf gemaakte boeren op het platteland, slechts kon ontstaan als gevolg van het gebruik van georganiseerd geweld door die heersers.

[

De preciese verhouding tussen economie en politiek is al heel lang een debat binnen de revolutionaire beweging. Met Karl Marx kunnen we stellen dat onze (economische) productiewijze ook steeds passende (politieke) machtsverhoudingen in het leven zal roepen. Met David Graeber kunnen we echter evenzeer stellen dat de eigendomsverhoudingen van iedere klassenmaatschappij ontstaan zijn als gevolg (en niet als oorzaak) van het ontstaan van legers en van heersers.

[

In het Bijbelse en Koranische verhaal van Kaïn en Abel krijgen we een symbolische representatie van hoe productiewijze en heerschappij in mekaar overvloeien. Abel, de herder, is hier de symbolische vertegenwoordiger van de primitieve samenleving van jagers, verzamelaars en herders. Een samenleving waarin de mensen met een minimum aan eigen arbeid, net zoals de andere dieren, leefden van hetgeen de natuur hen gaf. Kaïn, de landbouwer, symboliseert daarentegen de agriculturele maatschappij waarin de geplande arbeid van de mensen de belangrijkste bron van levensmiddelen werd. Toen het offer van Kaïn (een paar verschraalde landbouwproducten) niet werd aanvaard en dat van Abel (een dier uit zijn kudde) wel, werd Kaïn kwaad en gebruikte hij geweld om Abel fysiek uit de weg te ruimen.

Volgens Ali Shariati symboliseert het moordend van Kaïn tegen Abel hoe de evolutie van een primitieve samenleving naar een georganiseerde maatschappij verliep via een gewelddadige revolutie, waarbij de mensen uit de oude samenleving met geweld onderworpen werden door de mensen van de nieuwe maatschappij.

Binnen die interpretatie van het verhaal zien we dus hoe ook in de Bijbelse en Koranische symbolische kijk op de geschiedenis, de productieverhoudingen en de machtsverhoudingen samen met mekaar evolueren. Er is geen primaire en geen secundaire evolutie, het politieke en het economische zijn twee kanten van dezelfde medaille.

[

Als materialisten moeten we beseffen dat onze analyses, hoe complex ze ook mogen zijn en hoe zeer we ze ook enten op materialistisch onderzoek van de materiële wereld, steeds opnieuw een versimpeling van de werkelijkheid inhouden. In de materiële werkelijkheid van het ontstaan en de historische ontwikkeling van de klassenmaatschappij, is er niets dat even afgelijnd en duidelijk is als in onze analyses van dat proces. Het is dan ook niet verstandig om te veel energie te investeren in het onderzoek naar wat hier primeert.

Ook hier zien we dus dat de werkelijke ontwikkeling complex en dialectisch is, niet simpel en mechanisch. Ook hier zien we dat verschillende processen, die in onze analyses conceptueel gescheiden zijn, voortdurend in mekaar overlopen.

Een materialistische theologie moet dan ook, wanneer ze macht wil onderzoeken, beseffen dat macht en eigendom, geweld en productie, uitbuiting en onderdrukking, steeds met mekaar overlappen.