فطرة‎‎ – FITRAH, ONZE NATUURLIJKE AANLEG

Het Arabische woord “fitrah” is vrij moeilijk te vertalen in het Nederlands. Het betekent iets als aanleg, menselijke natuur, gezond verstand, geweten… maar eigenlijk toch weer net iets anders. Het verwante werkwoord fatara kan zowel vormen/kneden/boetseren als scheiden/doorklieven betekenen. Fitrah is de aangeboren menselijke natuur, dat wat ons allen tot mensen maakt.

Volgens de Islam heeft die menselijke natuur verschillende componenten. Onze fitrah heeft een morele kant (aangeboren geweten), een spirituele (aangeboren godsbesef) en een cognitieve kant (aangeboren intelligentie). De Islam leert dat iedere mens geboren wordt met deze fitrah. Ieder kind is dus vanaf de geboorte instinctief geneigd om het goede te doen en zich tegen het kwade te verzetten, om God te zoeken en zich af keren van afgoderij en om waarheid en redelijkheid te verkiezen boven leugen en onzin. Iedere mens wordt geboren met de ingebakken morele, spirituele en cognitieve aanleg die nodig is om in deze wereld rechtvaardig te leven.

Wetenschappelijk onderzoek

Psychologisch en neurologisch onderzoek toont steeds opnieuw aan dat ons geweten diep in onze hersenen geworteld zit. Meer en meer blijkt dat ons moreel besef niet ontstaat als gevolg van een “goede opvoeding”, maar dat het al voor onze geboorte ingebakken zit in de architectuur van ons centraal zenuwstelsel. Spiegelneuronen, hersenbanen die empathie stimuleren, het oxytocine beloningssysteem… Dat is onze fitrah. We zijn mensen met een lichaam dat gevormd werd om sociaal en solidair te zijn, om samen te werken en voor mekaar te zorgen.

Men ontdekte bijvoorbeeld dat hele kleine kinderen, zelfs baby’s, instinctief geneigd zijn om lieve mensen te verkiezen boven stoute mensen. Jonge kleuters kiezen spontaan voor rechtvaardigheid. Peuters delen liever hun snoepgoed dan dat een andere peuter met lege handen moet achterblijven. Het maakt niet uit hoe jong kinderen zijn, hun aangeboren geweten ontwaakt van zodra hun bewustzijn ook maar begint vorm te krijgen en vanaf dat moment blijft het zich samen met dat bewustzijn verder ontwikkelen.

De opvoeding door onze ouders, leerkrachten, zussen en broers, buren… is heel belangrijk geweest bij het finetunen van dit moreel besef, maar de basis was reeds lang aanwezig voor we geboren werden. Die basis werd gelegd in de evolutie van onze soort, in de miljoenen jaren durende opvoeding die wij als soort ondergingen tot we uiteindelijk mens geworden waren en God zag dat het heel goed was. De Russische anarchist en bioloog Peter Kropotkin toonde een eeuw geleden al aan dat biologische evolutie vaak organismen bevoordeelt die leren samenwerken. Mutualisme, samenwerking en wederzijdse ondersteuning is een strategie die soorten enorme voordelen kan bieden in de strijd om het bestaan. Er bestaat dan ook een evolutionaire druk die sociale en solidaire kenmerken selecteert. Zelfs de bikkelharde amorele wetten van de natuurlijke selectie, lijken een voorkeur te hebben voor morele en sociale levende wezens.

Uit ander onderzoek blijkt dan weer dat onze menselijke hersenen opmerkelijk goed gevormd zijn voor het ondergaan/voortbrengen van mystieke ervaringen. De relatief jonge wetenschap van de neuro-theologie probeert met hypermoderne technieken als fMRI en PET-scans inzicht te krijgen in de neurologische kant van een religieuze ervaring. Spirituele trance, goddelijke vreugde, meditatie, gebed, aanbidding… een heel scala religieuze emoties en handelingen werden in de scanner onderzocht en in kaart gebracht. Steeds opnieuw bleek dat die ervaringen zich tot heel diep in onze hersenen afspelen. Die hersenen van ons lijken wel speciaal gevormd om God te ervaren. Ook al begrijpen we er nog lang niet alles van, het lijkt erop dat de evolutie ons zowel een morele als een religieuze opvoeding heeft gegeven.

Wetenschap en religie bevestigen mekaar hier alleen maar. Onze fitrah, onze aangeboren natuur, is dat we sociale, empathische, solidaire, samenwerkende en moreel bewuste wezens zijn in staat om God te leren kennen en lief te hebben. We zijn waarlijk geschapen, gevormd in de strenge leerschool van de evolutie, als beeld en gelijkenis van de God die het jammeren van de onderdrukten had gehoord en Haar/Zijn solidariteit met hen wilde tonen “door hen tot leiders en erfgenamen van het land te maken.” (Koran 28:6) Deze mensen zijn volmaakt geschapen. Ze worden als volmaakte wezens geboren en zijn klaar om khalief op aarde te worden, vertegenwoordiger van Gods Liefdevolle Scheppingskracht.

Onrecht in deze wereld

Hoe is het dan mogelijk dat er zo veel onrecht bestaat in deze wereld? Hoe kan het dat volmaakt geboren mensen onheil stichten in het land? Waar komen onrechtvaardigheid, wreedheid, hebzucht, afgoderij vandaan als ze niet tot onze fitrah, onze aangeboren natuur behoren? Binnen de Islam wordt deze vraag met een mythisch verhaal vol symboliek beantwoord.

Toen God de wereld had geschapen en de mens als hoogtepunt van de schepping tot Haar/Zijn khalief op Aarde wilde benoemen, kwam de engel Iblis in opstand. Iblis weigerde trots en arrogant om zich aan de mens te onderwerpen. Hij voorspelde dat de mens onheil, misdaad en bloedbaden zou aanrichten. Om die voorspelling te laten uitkomen, zwoer hij dat hij zelf de mensheid tot het einde der tijden zou verleiden om tegen Gods wil, tegen hun eigen fitrah te zondigen. Iblis was op dat moment Al Shaitan (de verleider / de overtuiger) geworden, Al Waswas (de fluisteraar).

Deze Shaitan was het die de mensen in de tuin overhaalde om de vruchten te eten van de boom van het onderscheid van goed en kwaad. Zo zouden ze zelf als de goden worden. Eenmaal ze van deze vruchten gegeten hadden, merkten ze hoe naakt en kwetsbaar ze tegenover elkaar en tegenover de wereld stonden. Tegen hun aangeboren altruïstische natuur in, zochten ze bescherming tegen de keurende, indringende, alomtegenwoordige oordeelsblik van hun omgeving. De vruchten van het onderscheid tussen goed en kwaad bevatten de bittere zaden waaruit later angst, wantrouwen, afgunst, geweld, hypocrisie, leugen… konden ontstaan.

Generatie na generatie weken de mensen meer af van hun natuurlijke aanleg. Mensen begonnen voor zichzelf rijkdom en macht te verzamelen door andere mensen uit te buiten en te onderdrukken. De mensen sleurden mekaar mee in een spiraal van oorlog en slavernij. De angst om macht, eigendom of status te verliezen had de menselijke relaties hertekend. Nieuwe aangeleerde karaktertrekken als egoïsme, geldingsdrang, wantrouwen en wreedheid waren in plaats gekomen van het aangeboren altruïsme, de ingebakken empathie en de solidariteit. De mensen waren echt geworden als de goden uit de heidense mythologie: arrogante, op macht en geweld beluste heersers, gewikkeld in een eeuwigdurende strijd van allen tegen iedereen. Ze leken haast niet meer op dat oorspronkelijke beeld en die gelijkenis van de Ene Bevrijdende God van de Solidariteit.

Dit is geen geschiedenisles. Het is zoals gezegd een symbolisch verhaal dat uitlegt hoe het kwade kon ontstaan in een wereld met mensen met een volmaakte fitrah. Shaitan is geen historisch personage, maar de personificatie van onze begeerten. We kennen die vervloekte fluisteraar allemaal heel goed, want we ontmoeten hem dagelijks. Shaitan is die psychologische kracht in onszelf die ons probeert te overtuigen om tegen onze fitrah in te gaan. De Verleider zit in onszelf en moet in onszelf bestreden worden.

Ook de boom van onderscheid tussen goed en kwaad is een symbool. Die boom staat voor het onderscheid tussen goede en kwade mensen, tussen wij en zij, tussen winners en losers. Winnaars worden geprezen en gediend, als goden vereerd. Verliezers worden bespot en gemarginaliseerd. De vruchten van dat onderscheid tussen goed en kwaad zijn angst, wantrouwen, zorgen, stress… Niet alleen is er de voortdurende druk om toch maar tot de winners te behoren, er is ook nog eens de voortdurende angst voor het oordeel van de andere mensen. Angst, wantrouwen en bezorgdheid bevatten de zaden van geweld, onderdrukking, uitbuiting en oorlog.

Nafs en Ruh, twee ideeën over de ziel

In ons leven, als persoon en als gemeenschap, blijven wij steeds opnieuw de vruchten eten van die boom. We blijven het onderscheid maken tussen winners en losers, tussen wij en zij, tussen ik en de rest van de wereld. Het Arabisch woord “nafs” wordt vaak vertaald als “ziel”, een beter vertaling is misschien “ego” of “zelf”. Het is deze nafs die ons steeds opnieuw doet zondigen tegen onze fitrah.

Ons ego is eigenlijk niets anders dan het idee dat we een geïsoleerde één tegen allen zijn. We moeten onszelf beschermen tegen de bedreigende (en beoordelende) buitenwereld. We moeten onze kwetsbare naakte lichamen met kleren, desnoods met harnassen, burchten en militairen beschermen. De boom van het onderscheid tussen goed en kwaad liet ons de ander als dreigende wolven zien, daarom moeten we zelf ook wolven worden.

We geven deze vruchten ook al op heel jonge leeftijd te eten aan onze kinderen. Al heel vroeg leren we kinderen om voor zichzelf op te komen, desnoods ten koste van anderen. We leren hen dat winnaars beter zijn dan verliezers en dat ze er alles voor moeten doen om zelf winnaars te worden in het leven. We leren hen om anderen desnoods te misleiden en we leren hen om die anderen te wantrouwen omdat die altijd vals spelen. Nog voor ze leren lezen en schrijven, hebben peuters en kleuters al van ons geleerd dat deze wereld een oord van competitie is waar ze voortdurend voor hun eigen nafs zullen moeten vechten. Nog voor het aangeboren geweten voldoende de kans gekregen heeft om deze complexe wereld te begrijpen, wordt het gesaboteerd door die nieuwe moraal van wij en zij, winners en losers, heersers en slaven.

Maar God zegt dat dit een leugen is. Wij mensen zijn geen individuen die als roofdieren met mekaar moeten omgaan. We zijn geen afgescheiden nafs, geen ego, geen geïsoleerde en bedreigde eenling. Wij mensen zijn daarentegen allemaal uit één ziel geschapen (Koran 4:1, 7:189, 39:6). We zijn geschapen als één familie, de Bani Adam, de Mensenkinderen. De verschillen binnen onze menselijke familie zijn er niet als een bedreiging, maar juist als een aansporing om mekaar te leren kennen, om van mekaar te leren (Koran49:13).

Als we maar zouden begrijpen dat het hele idee van wij tegen zij één grote leugen is, dan zouden we als mensheid een zegen zijn voor deze wereld. Met ons aangeboren moreel kompas en ons vermogen om van andere mensen te leren, zouden we onze taak als khaliefen in deze wereld perfect kunnen vervullen. Als we zouden begrijpen dat we niet allemaal een eigen afgescheiden nafs zijn, maar dat we uit één ziel geschapen zijn, dan zouden we onze echte essentie begrijpen. Onze essentie is niet dat we een afgescheiden nafs zijn, maar dat we onderdeel zijn van een groter geheel dat bezield wordt door de ruh van God. Het Arabische woord “ruh” betekent ook “ziel”, maar daarnaast kan het als “adem”, “geest” en “wind” worden vertaald. Die ruh, die adem en geest van God, is onze eigenlijke ziel. Die scheppende, leven brengende geest is wat ons als mensheid zou moeten bezielen om zelf scheppend en leven brengend aanwezig te zijn in de wereld.

De weg terug

Zo lang we niet leven volgens onze aangeboren aanleg, zullen we nooit gelukkig kunnen worden. Niet als individu en niet als gemeenschap. Zo lang we ons bij ons handelen, kiezen, spreken, zwijgen… laten leiden door onze angst, onze hebzucht, ons wantrouwen… zullen we onszelf en onze omgeving steeds opnieuw pijnigen en ongelukkig maken. God wenst voor Haar/Zijn schepping niets dan vrede en vreugde en Zij/Hij wil ons dan ook helpen om de Weg terug te vinden naar onze fitrah, naar onze natuurlijke manier van leven.

Het valt op dat heel veel religies spreken over een Weg, een Pad, dat naar bevrijding leidt. Het Hebreeuwse woord “thora” en het daaraan verwante Arabisch woord “shariah” betekenen allebei in de eerste plaats “weg”, “pad” en pas daarvan afgeleid “raadgeving”, “wegwijzer”, “gebod” of “wet”. De profeet Boeddha(vzmh) sprak over een Edel Achtvoudig Pad en veel Brahmaanse geleerden zullen vertellen dat ook het woord “Dharma” in het Sanskriet gerust met “Pad” vertaald mag worden. Het Chinese woord “Dao”, het kernbegrip in het daoisme, betekent ook “Weg” of “Pad”. Dit Pad waar al die religies het over hebben is de Weg die ons terug leidt naar onze kern, naar onze fitrah. Het is de Weg die God ons doorheen de boodschappen van honderden profeten in tientallen religies steeds opnieuw laat zien.

Waaruit bestaat die Weg dan? Wat is die Thora, die Shariah, die Dharma, die Dao? In iedere religie vinden we verschillende pogingen om die weg onder woorden te brengen. In de boeken Sjemot (Exodus) en Devarim (Deuteronomium) in de Bijbel staan de tien geboden vermeld. Rabbijnen en profeten hebben die geboden steeds opnieuw samengevat als “Onze God is een God van bevrijding. Dien geen andere heersers dan Haar/Hem en behandel je medemens solidair, zoals je zelf behandeld zou willen worden.” Dat is de kern van de Thora/Shariah die God ons laat zien.

Hillel de Oudere, een beroemde rabbijn uit het begin van onze jaartelling, kreeg ooit de uitdaging om de hele Thora uit te leggen terwijl hij op één been balanceerde. De oude rabbijn stond op, ging met veel moeite en pijn op één van zijn stramme benen staan en zei: “Doe een ander niet aan wat je zelf niet wil ondergaan. Dat is de essentie, de rest is commentaar. Haast je nu snel naar huis om te studeren!” Volgens deze oude rabbijn kon heel de Wet/Weg in die ene zin, de gulden regel, worden samengevat. Wanneer we leren om de anderen te behandelen zoals we zelf behandeld willen worden, dan zijn we op de goede weg.

Leven volgens die Thora/Shariah is voor ons het meest natuurlijk, want het is de levenswijze die aangepast is aan onze fitrah, ons aangeboren moreel en spiritueel kompas. Wanneer we van die natuurlijke Weg afwijken, wanneer we een andere shariah/thora bewandelen, kost dat ons extra energie. Iedere zondige levensstijl kost op den duur meer moeite en veroorzaakt meer stress en lijden dan een leven volgens de Thora/Shariah die bij onze natuur past. Hoe meer we zondigen, hoe meer we door de gevolgen van die zonden worden opgejaagd. De enige manier om die stress en dat lijden te vermijden, is terugkeren naar de natuurlijke Thora/Shariah en de Weg terug naar die Shariah/Thora is die Shariah/Thora zelf. Waar we ook staan, de Weg van de Thora/Shariah begint precies daar en brengt ons terug naar huis, naar onze fitrah, naar God.

Gods Droom van een Nieuwe Wereld

We hebben God leren kennen voor we geboren werden. Doorheen ons aangeboren godsbesef openbaart die God zich als Goedheid, Geborgenheid en Liefde. Doorheen ons aangeboren geweten openbaart Zij/Hij zich als Rechtvaardigheid, Vrede, Samenwerking en Solidariteit. We hebben diezelfde God leren kennen in de geschiedenis waar Zij/Hij zich openbaarde als Bevrijding en Verzet tegen onderdrukking, als de Stem van de stemlozen, de Macht van de machtelozen. Deze God wil een megafoon zijn die het stille gekreun en gekerm van de gemarginaliseerden en hun angstig gefluisterd smeken om rechtvaardigheid versterkt tot oorverdovend donderende aanklachten tegen de heersers, de uitbuiters en de onderdrukkers. Deze God is een radicale God die geen enkele vorm van heerschappij van mensen over mensen wil dulden.

Deze God moet wel de Schepper geweest zijn van de Hemel en de Aarde. De hemel is een toonbeeld van regelmaat en balans. Alle hemellichamen volgen hun natuurlijke baan en wijken er niet van af. Juist daardoor is de Hemel een schitterend voorbeeld van orde en evenwicht. God houdt ons dat evenwicht als voorbeeld voor. Ook wij moeten hier op de Aarde onze natuurlijke baan volgen en de balans van onze wereld onverstoord laten (Koran 55:5-8). Zo openbaart de Hemel ons Gods Droom van een Nieuwe Wereld, een Wereld die goed is en ruim, een Land van Melk en Honing.

Deze Nieuwe Wereld zal een maatschappij zijn waar allen volgens hun fitrah zullen leven. De macht van de leugen die ons angstig en wantrouwig hield, zal gebroken zijn. De macht van de afgoden die ons valse veiligheid, gestolen rijkdom en in bloed gedrenkte privileges beloofden, zal uitgewist zijn. Eigendom, macht en status zullen, net als alle andere afgoden buigen voor de Ene God van de Bevrijding en de Solidariteit. Het zal een wereld zijn waarin alle mensen in solidariteit bijdragen volgens hun vermogen en iedereen het nodige ontvangt om in vrede en vreugde te leven. In deze wereld zal God Haar/Zijn belofte waarmaken en ons tot waardige khaliefen maken, tot vertegenwoordigers van Haar/Zijn Scheppende Aanwezigheid. Wij mensen zullen tot een zegen worden voor alle werelden (Koran 21:207).

De Thora/Shariah die God ons toont, de natuurlijke weg van rechtvaardigheid en vrede, zal de grondslag vormen van deze nieuwe wereld. Tegelijk is die Thora/Shariah ook de weg die ons daarheen zal brengen. God belooft ons dat Haar/Zijn droom van een Nieuwe Wereld werkelijkheid wordt, wanneer wij allen, Haar/Zijn uitverkoren volk, die Thora/Shariah tot leven brengen en ons denken, spreken en handelen richten naar onze fitrah.