Jahiliyya 2.0

“Jahiliyya” is een arabisch woord dat ‘onwetendheid’ betekent. Voor moslims betekent het ook het geheel van wetten, gewoontes, tradities, vooroordelen, waarden, normen… kortom de hele levenswijze van voor de komst van de Islam. Het is een levenswijze die getekend is door hebzucht, machtswellust, oppervlakkige bling bling en misselijkmakende onderdrukking. Een kleine heersende klasse had alle macht in handen en controleerde alle eigendommen. De rest van de bevolking moest werken voor die heersers, veroordeeld tot een leven van loonslavernij, schuldslavernij of om het even welke andere vorm van slavernij. Ze werden verplicht om afgoden te aanbidden, stenen beelden die eigendom waren van de elite. Zo werden de geesten en de harten van de mensen genadeloos aan hun onderdrukkers geketend. De tijd van Jahiliyya was een tijd waarin seksisme, racisme, homofobie en tal van andere misdadige uitsluitings-mechanismes moordende proporties hadden aangenomen. Het volk werd in onwetendheid gehouden. Onwetendheid over Gods diepe wens van rechtvaardigheid, vrijheid en vrede voor al Zijn/Haar schepsels. Onwetendheid over het evenwicht in de schepping, de Goddelijke wetten die dat evenwicht garanderen en de talrijke manieren waarop de elite dit evenwicht keer op keer ondermijnt. Onwetend over Gods oproep tot verzet, tot jihad voor een betere maatschappij. Onwetend over de Islam, de levenswijze van iedere mens die koppig weigert om zich te buigen voor om het even welke afgod.

Deze onwetendheid werd doorbroken met de komst van God’s Boodschapper Mohammed ibn Abdullah(vzmh). Hij riep als eerste van zijn gemeenschap op tot de Islam en werd daar al spoedig in gevolgd door andere moslims als Khadijja bint Khuwaylid(vzmh) zijn echtgenote, Ali ibn Abu Talib(vzmh) zijn neef die later zijn schoonzoon zou worden en imam (leider) van de trouwe moslims na de dood van Gods Boodschapper en Jundub ibn Junadah(vzmh) de arme schooier uit een arme nomadenstam die later bekend zou worden onder de naam Abu Dhar al Ghifari en die een opstand zou leiden tegen de emir van damascus en diens neef de eerste khalief van de Omayyaden.

De beweging groeide eerst traag, maar het goede nieuws van Gods vrijheidswens en Haar/Zijn oproep tot verzet won steeds meer harten onder de armgemaakte en tot slavernij veroordeelde bevolking. Tegelijk nam echter ook de onderdrukking toe. De elite besefte hoe gevaarlijk het vuur van de Islam was en hoe zeer het hun privileges bedreigde. De ene islamofobe haatcampagne na de andere werd gelanceerd. Beledigingen en roddels werden opgevolgd door geweld en zelfs moord. Na jaren van vervolging die steeds barbaarser werd, besloot de eerste gemeenschap van moslims te emigreren naar Yathrib, een oasestad waar Gods Boodschapper uitgenodigd was om als rechter op te treden. In die stad, die later onder de naam ‘Medina’ bekend zou worden, groeide de moslimbeweging snel aan. Hier kregen ze de mogelijkheid om voor het eerst in de geschiedenis een maatschappij op te bouwen waar de vele ketenen van de jahiliyya gebroken werden. Hier konden ze de eerste stappen zetten op weg naar een Islamitische maatschappij waar rechtvaardigheid, vrijheid en vrede heersen. In de jaren die volgden werd Medina het epicentrum van een revolutie die over het hele land de heerschappij van de jahiliyya ondermijnde en die tenslotte de macht van de vroegere elites kon breken. De beweging van moslims, geleid door Gods Boodschapper was er in geslaagd om de cirkel van onderdrukkende onwetendheid te breken.

Helaas is dit niet het einde van het verhaal. De vroegere elite was niet definitief verslagen. Na de Islamitische revolutie hadden de meesten van hen zich openlijk bekeerd tot deze nieuwe levenswijze. Zij deden dit niet omdat ze ineens overtuigd moslim geworden waren, in tegendeel. In hun hart verafschuwden ze deze levenswijze die prinsen en koningen oproept om naast bedelaars en slaven in de rij te staan en samen het hoofd in het zand te buigen voor een God die geen onderscheid maakt tussen Haar/Zijn schepsels. Ze wilden niets liever dan een terugkeer naar het ancien regime, naar de tijd van hun privileges en macht, de tijd van de onwetendheid van het volk. Na de dood van Gods Boodschapper probeerden ze verschillende keren om rechtstreeks of onrechtstreeks de macht terug naar zich toe te trekken. Toen Uthman ibn Affan de derde khalief werd, beseften ze dat ze alle kansen hadden om dat doel te bereiken. Uthman was afkomstig uit de stam van de Omayyaden, één van de rijkste en machtigste stammen uit de vroegere elite. Hij was geobsedeerd door godsdienst, maar zag daarbij alleen de rituelen, de moskeeën en alle andere uiterlijkheden. Hij liet schitterende manuscripten van de Koran maken, maar negeerde de duidelijke oproep tot verzet tegen corruptie en machtsmisbruik die op iedere bladzijde van die Koran herhaald werd.

Terwijl Uthman zich bezig hield met die uiterlijkheden, die lege rituelen zonder hun politieke kern, konden andere leden van zijn stam overal in de Islamitische maatschappij machtsposities innemen en zo hun vroegere privileges beetje bij beetje terugwinnen. Mu’awija ibn Abu Sufjan en zijn neef Marwan de bedrieger hadden de macht in Damascus in handen gekregen. Ze lieten schitterende paleizen bouwen met het geld dat ze uit de bevolking hadden geperst. Alle belastingen in de Islamitische maatschappij werden opgesoupeerd door die nieuwe elite van lokale gouverneurs. Overal in het rijk werden de gewoontes en de wetten van de jahiliyya druppelsgewijs terug ingevoerd, dit keer door heersers die zichzelf ‘moslim’ lieten noemen. De Islam werd van binnen bedreigd door een jahiliyya_2.0 en de khalief deed niets. Hij zat in de moskee te bidden, of bewonderde één van zijn schitterende handschriften van de Koran.

Over heel de maatschappij keerden meer en meer moslims zich tegen deze nieuwe elite en tegen de passiviteit van de khalief. Abu Dhar al Ghifari liet keer op keer zijn aanklacht tegen deze mistoestanden horen. Hij werd naar Damascus verbannen en leidde daar een opstand tegen het corrupte regime van Mu’awija en Marwan. Hij werd teruggestuurd naar Medina waar hij de khalief en de nieuwe elite bleef aanklagen en de bevolking bleef oproepen tot verzet. Uiteindelijk werd hij verbannen naar een plek in de woestijn, waar hij zijn laatste dagen doorbracht. Ondertussen bleef de ontevredenheid onder de bevolking groeien. Ontevredenheid die uitgroeide tot een opstand waarbij het huis van de khalief werd belegerd en Uthman uiteindelijk werd gedood.

Ali ibn Abu Talib (vzmh), de leider van de moslims die trouw waren gebleven aan de oorspronkelijke oproep tot rechtvaardigheid en vrijheid, werd zijn opvolger. Hij probeerde om de opkomst van deze nieuwe elite tegen te houden. Marwan werd verbannen, maar Mu’awiyya mobiliseerde zijn leger in Damascus en probeerde met geweld de macht te grijpen. Het kwam tot een regelrechte burgeroorlog. Om erger bloedvergieten te voorkomen, onderhandelde Ali met Mu’awiyya een vredesverdrag. Dit was niet naar de zin van een aantal extremisten. Zij vonden iedere onderhandeling een vorm van collaboratie met de kafirs. Zij verklaarden dat Ali door die collaboratie zelf een kafir geworden was en scheurden zich als aparte groep, de kharijjieten, van de moslimbeweging af. Eén van hen slaagde er later in om Ali te vermoorden terwijl hij aan het bidden was in de moskee.

Tijdens de korte vijf jaar van zijn khalifaat slaagde Ali er niet in om de intriges van deze nieuwe elite helemaal te doen ophouden. Na zijn dood greep Mu’awija definitief de macht en benoemde zichzelf tot de volgende khalief waarmee de contrarevolutie voltooid was. Vanaf die tijd werd de wereld van de Islam generatie na generatie geregeerd door een nieuwe elite die steeds meer elementen van de jahiliyya herinvoerden.

Na de moord op Ali en de militaire machtsgreep van Mu’awiyya was de moslimbeweging verzwakt. Mu’awiyya gaf het bevel dat in heel het land de naam van Ali vervloekt moest worden tijdens iedere vrijdagpreek in de moskee. Hasan(vzmh) de oudste zoon van Ali en de kleinzoon van Gods Boodschapper was de nieuwe leider van de beweging geworden en hij besloot om voorlopig geen openlijk opstand tegen de nieuwe khalief te organiseren. De tijd van het ondergrondse verzet was weer aangebroken.
Hoewel de moslims hun openlijk verzet hadden gestaakt, besefte Mu’awiyya dat het gevaar nog niet geweken was. Hij was bang dat er na zijn dood een opstand zou uitbreken met Hasan als leider. Hij wist dat de bevolking zijn regime haatte en dat zij na die opstand de zoon van Ali als nieuwe khalief zouden verkiezen, maar hij zag zelf veel liever zijn eigen zoon Yazid. Daarom liet hij Hasan vergiftigen.

Hoesein(vzmh), de tweede zoon van Ali nam het leiderschap van de moslimbeweging over van zijn broer. Hij vernam dat de moslims in Irak bereid waren om een opstand tegen Mu’awiyya te beginnen, maar hij besefte dat de tijd nog niet rijp was voor een algemene opstand. Daarvoor stond de moslimbeweging in de rest van het land nog veel te zwak. Hij spoorde de moslims in Irak aan tot geduld en concentreerde zich verder op het organiseren van het ondergrondse verzet.

Zoals Mu’awiyya het had gewild, werd zijn zoon Yazid de volgende khalief. Hij gaf het bevel dat iedereen in het land trouw aan hem moest zweren. Wie dat niet deed zou vermoord worden. Hoesein weigerde dit, ook al wist hij dat hij zo zijn doodsvonnis tekende. Hij kreeg opnieuw te horen dat de moslims in Kufa in Irak een opstand tegen de dictatuur wilden organiseren. Hij besloot om erheen te trekken, maar daar aangekomen zag hij dat de moslimbeweging vernietigd was door de handlangers van Yazid. Op de terugweg werden hij en zijn familie, samen met een handvol moslims die hem trouw gebleven waren, bij Karbala tegengehouden door het leger van Yazid. Ze werden omsingeld en afgesneden van drinkbaar water. De belegering duurde tien lange dagen, de moslims konden kiezen tussen omkomen van de dorst of afgemaakt worden door het leger. De tiende dag besloot Hoesein om het ultieme offer te brengen. Hij nam zijn zwaard, besteeg zijn paard en riep luid “Liever sterven voor God dan leven voor een tiran!”. De ultieme oorlogsverklaring aan de nieuwe onwetendheid. Onverschrokken reed hij het vijandelijke leger tegemoet. Een regen van pijlen doorboorde zijn lichaam en hij werd gedood. De kleinzoon van Gods Boodschapper en tientallen andere trouwe moslims werden daar als beesten afgemaakt.

Yazid hoopte met deze slachtpartij een einde te hebben gemaakt aan de opstanden van de moslims. De laatste zoon van Ali was vermoord. Zijn lichaam was op het slagveld onthoofd en dat hoofd werd nu in een triomftocht naar de khalief gebracht. Iedereen moest zien hoe de nieuwe heersers met opstandelingen omgingen. Niemand zou het ooit nog in zijn hoofd halen om verzet te plegen tegen de khalief en de elite die met hem regeerde. Yazid was de eerste, maar helaas niet de laatste khalief die de hoofden van zijn tegenstanders tentoon stelde om verder verzet af te schrikken.

Hoe zeer vergiste hij zich! Hij geloofde dat martelaren op Gods weg dood en verdwenen zijn, maar God zegt zelf dat dit een dwaling is.

“Denk niet dat wie op Gods weg vermoord werd, dood zijn. Nee, ze zijn eeuwig levend en ze worden door hun Heer onderhouden.”

(3:169)

Het martelaarschap van Hoesein was de ultieme oorlogsverklaring aan de onwetendheid die macht en bezit verkiest boven rechtvaardigheid en vrijheid, die een leven van materieel confort verkiest boven een leven in dienst van God en Haar/Zijn schepselen. Toen Hoesein in Karbala koos voor vrijheid en recht, zelfs ten koste van zijn eigen eindige leven, was dat niet het einde van de moslimbeweging, maar juist het begin van een nieuw elan. Zijn sterfelijke lichaam is dood, maar zijn rebelse geest veroorzaakt tot vandaag, veertien eeuwen na die zwarte dag, angst bij de heersende elites overal op deze planeet.

De moslims die de moordpartij overleefd hadden, werden als gevangenen naar Damascus gevoerd. Eén van hen was Zainab bint Ali (vzmh), de zus van Hasan en Hoesein. Eenmaal in Damascus aangekomen begon ze overal het gruwelverhaal van Karbala rond te vertellen. Ieder die in haar omgeving kwam moest horen hoe de kleinzoon van Gods Boodschapper was vermoord door het goddeloze leger van de khalief. Hoe zeer de elite haar ook het zwijgen probeerde op te leggen, ze bleef het verhaal herhalen. Zo stond ze aan het begin van een lange ketting vrouwen en mannen die generatie na generatie de herinnering aan Karbala en aan het offer van de moslims daar levend hielden. Zo lang er moslims over blijven die dit verhaal blijven hervertellen, kan niemand de martelaars van Karbala doden.

Het mislukken van de opstand in Kufa en de moord op de familie van Gods Boodschapper die daar een gevolg van was, toonden wel aan dat de moslimbeweging opnieuw heel zwak stond. Een halve eeuw na de glorierijke overwinning van de Islamitische revolutie onder leiding van Gods Boodschapper, was de contrarevolutie totaal. Van de bevrijdende nieuwe levenswijze die de Islam oorspronkelijk was, bleef maar weinig over. Allerlei vormen van racisme, seksisme, homofobie en andere onderdrukkende mechanismen werden opnieuw ingevoerd. De trouwe moslims waren opnieuw een minderheid geworden. Jahiliyya had opnieuw de plaats van de Islam ingenomen.

Er is echter een belangrijk onderscheid tussen de jahiliyya uit de tijd voor de komst van de Islam en deze nieuwe jahiliyya van na de contrarevolutie. Voor de komst van de Islam werden de onwetenden gedwongen om stenen beelden te aanbidden die eigendom waren van de elite. Na de contrarevolutie werd de afgoderij verborgen onder een dikke laag pseudo-Islam. De nieuwe onderdrukking werd uitgelegd met de Koran en (al dan niet verzonnen) ahadith in de hand. Vroom kijkende geleerden met lange baarden verminkten de Islamitische leer tot een nieuwe vorm van onwetendheid. Van een levenswijze voor rebellen die weigerden om zich te buigen voor de elite en hun afgoden werd het een holle verzameling regeltjes en uitspraken. Geleerden stelden tal van nieuwe regeltjes op over hoe moslims hun tanden moesten poetsen, hoe ze hun vinger moesten bewegen tijdens het gebed of wat ze precies moesten zeggen nadat ze een scheet hadden gelaten. Trots verklaarden ze dat al die holle regels samen een antwoord boden voor elk probleem waar een moslim ooit mee geconfronteerd kon worden. Het geheel werd ‘de Sharia’ genoemd.
Nergens in die hele pseudo-sharia staat echter een oproep tot verzet tegen onrecht. Nergens staat de plicht vermeld om deel te nemen aan de jihad tegen onderdrukking en uitbuiting, tegen slavernij en onwetendheid. Het is een pseudo-Islam die enkel aandacht heeft voor de rituele buitenkant, tot in absurde details, maar die de revolutionaire kern van de Islam bewust negeert. Het is zelfs nog erger. De pseudo-Sharia die de paleisgeleerden verzonnen is bijna even sexistisch en homofoob als de maatschappij voor de Islam. De theologen van de macht verzonnen honderden valse uitspraken van Gods Boodschapper die stuk voor stuk de macht van de heersers bevestigden en iedere vorm van verzet veroordeelden. De pseudo-Islam van deze nieuwe jahiliyya is een anti-Islam.

Maar de geschiedenis toont ons ook een ander gezicht van die nieuwe jahiliyya, een gezicht dat op het eerste zicht wel rebels en revolutionair lijkt te zijn. Jahiliyya is namelijk niet alleen de dictatuur van de elite die de bevolking in onwetendheid houdt. Het is ook de sektaire verdeling van de bevolking in allerlei groepjes die mekaar bestrijden en zo het verzet tegen de elite bewust of onbewust saboteren. De dicatuur van Mu’awiyya en Yazid is jahiliyya, maar het extremisme van de kharijjieten is evenzeer een vorm van onwetendheid. Hun waanidee dat zij de enige zuivere moslims zijn en dat iedereen die niet tot hun groep behoort, een kafir is en hun al even waanzinnige geloof dat alle kafirs vermoord mogen worden, is even ver van de Islam verwijderd als de uitbuiting en de luxe, de machtswellust en de onderdrukking van de klassenmaatschappij. Hoewel deze twee gezichten van jahiliyya sterk van mekaar lijken te verschillen, zijn ze innig met mekaar verbonden. Niets jaagt een dictator meer angst aan dan een eengemaakte bevolking en tegelijk bestaat er geen beter geneesmiddel tegen extremisme dan een bevolking die vrij is van dictatuur. Moslims moeten op elk moment van de strijd deze twee facetten van het nieuwe jahiliyya leren onderscheiden en ze allebei op de gepaste manier bestrijden.

Deze nieuwe vorm van onwetendheid vermomd in de vrome kleren van de pseudo-islam, noemen we ‘neo-jahiliyya’ ofwel ‘jahiliyya_2,0′ en er bestaan veel verschillende vormen. De ene keer verschijnt die onwetendheid als een zogenaamde geleerde die sexistische, racistische, homofobe of andere onzin uitkraamt en die onzin Islam noemt, dan weer als een al dan niet verkozen tiran die beweert dat hij zijn volk in naam van God uitperst en afslacht.
Deze onwetendheid bestaat nog steeds in heel de wereld van de Islam. Nog steeds houden koningen en presidenten de bevolking in onwetendheid. Nog steeds fabriceren duur betaalde theologen voor hen een pseudo-Islam à la carte die de bevolking moet bedwelmen en hen ver weg houden van de echte rebelse Islam. Heersers die zich ’emir al muminun’ (aanvoerder van de gelovigen) laten noemen, verplichten die gelovigen om tegen hongerlonen te werken in olievelden, plantages, mijnen… waarna ze tegen superwinst de rijkdommen van hun geld verkopen aan de heersende elites van andere landen.

Zo kunnen ze voor zichzelf schitterende paleizen blijven bouwen en hun macht en bezit nog verder uitbreiden. Een deel van hun winsten, door uitbuiting gestolen van de bevolking, investeren ze in het opleiden van nieuwe generaties zogenaamde geleerden die steeds opnieuw de passende pseudo-islamitische verantwoording geven voor de wandaden van hun baasjes. Op die manier reproduceert iedere nieuwe generatie heersers haar eigen nieuwe variant van jahiliyya.

De jahiliyya_2.0 is één van de grootste obstakels op de weg naar een nieuwe Islamitische revolutie. Zo lang de bevolking dom en onwetend wordt gehouden, kunnen de elites hun privileges zonder moeite behouden. Deze opgelegde onwetendheid moet opnieuw doorbroken worden, net zoals in de tijd van Gods Boodschapper (vzmh). Wanneer de moslimbevolking zich uit deze onwetendheid bevrijdt, kan de opstand tegen de elites van onze tijd niet meer lang op zich laten wachten en wanneer heel het volk in opstand komt, is er geen hoop meer voor de onderdrukkers.