Het verhaal van Karbala

Het verhaal van Imam Hoessein en de martelaars van Karbala (moge God hen allen vrede schenken) mag nooit vergeten worden.

Hij was de kleinzoon van de profeet Mohammed (moge God hem vrede en zegeningen schenken). De zoon van Fatima en Ali (moge God hen beiden vrede schenken). De broer van Hassan en Zaynab (moge God hen beiden vrede schenken). Hij werd geboren in de meest edele familie van zijn tijd.

De nieuwe heersers in Damascus

Een halve eeuw na de dood van zijn grootvader, de profeet die het Arabische volk had geleid in de Islamitische revolutie tegen de heersende klasse in Mekka, werd die revolutie verraden. De nazaten van de vroegere heersers waren erin geslaagd om hun macht opnieuw te vestigen en om de Islamitische samenleving om te vormen tot een monarchie. Alle bevrijdende idealen van de Islamitische revolutie werden nu bedreigd door de nieuwe heerser: de tirannieke khalief Yazid, zoon van de vorige tirannieke khalief Moe’awija en kleinzoon van Abu Soefjan die voor de revolutie heerste over Mekka. De vader van die nieuwe khalief was erin geslaagd om vanuit zijn dure en luxueuze paleis in de nieuwe hoofdstad Damascus alle macht in de islamitische wereld naar zich toe te trekken.

Hoewel hij voordien door Ali, de vader van Hoessein, militair was verslagen bij zijn eerste poging tot staatsgreep, had hij na de dood van Ali de meerderheid van de nieuwe machtige moslims achter zich gekregen en was hij khalief geworden. Hij had van die macht gebruik gemaakt om alles wat ook nog maar een beetje herinnerde aan de revolutionair Ali en zijn politiek van gelijkheid, vrijheid en solidariteit, te vernietigen. Hij had zelfs in alle moskeeën van het land verplicht gemaakt om tijdens iedere vrijdagpreek Ali en zijn familie te vervloeken.

Toen die dictator Moe’awija zijn eigen einde voelde naderen, had hij zelf zijn eigen zoon als nieuwe khalief benoemd en op die manier de macht van zijn familie veilig gesteld en tegelijk de islamitische samenleving veranderd in een monarchie waar de heerser door erfrecht en niet door verkiezingen werd aangeduid.

In verschillende steden, daar waar het vertrouwen in de oorspronkelijke bevrijdende Islam nog steeds heel sterk was onder het volk, waren er plannen voor een opstand tegen de tiran uit Damascus en zijn nieuwe heersende klasse van steenrijke handelaars, grondbezitters, militairen en politici. De oudere generatie moslims hadden zelf nog de tijd van de Profeet meegemaakt en herinnerden zich nog heel goed waar de revolutie om draaide: gerechtigheid, bevrijding, solidariteit.

Zij herinnerden zich nog als de dag van gisteren hoe de neef en schoonzoon van de Profeet, Ali, deze idealen in de praktijk bracht in de tijd dat hij khalief was. En ze zagen hoe de nieuwe elite in Damascus die revolutionaire waarden vertrappelde. Ook jonge vrijheidslievende Moslims zagen hoe hun vrijheid door Yazid en zijn handlangers meer en meer werd bedreigd.In Mekka en Medina begonnen groepen moslims zich te organiseren om in opstand te komen. Ook in de hoofdstad

Damascus zelf waren er regelmatig rellen. Daar waren veel moslims nog niet vergeten hoe de rebelse moslimleider Abu Dhar al Ghifari (moge God tevreden met hem zijn) hen een aantal jaar daarvoor had geleid in verschillende opstanden tegen Moe’awija, die toen nog gewoon gouverneur was van Syrië, en zijn neef Marwan de Bedrieger. In Koefa, de garnizoensstad in Irak waar Ali jarenlang had verbleven, stonden de opstandelingen het sterkst. Zij lieten weten dat ze bereid waren om zich militair tegen de nieuwe heersers te verzetten.

De militairen van de khalief traden echter bloedig op tegen de meeste van die opstanden. Honderden moslims werden vermoord door een onderdrukker die van zichzelf beweerde dat zijn heerschappij islamitisch was.

De opstandelingen in Koefa

Hoezeer de tirannen ook hun best deden en hoeveel lichamen van opstandelingen ze ook vermoordden, de geest van de opstand, het diepe verlangen naar gerechtigheid bleef almaar verder leven. In Koefa, de stad van de rechtvaardige khalief Ali, werd de militaire opstand verder voorbereid. Zij nodigden Hoessein uit om de leider van deze opstand te worden.

Hoessein wilde weten wat er precies in Koefa gebeurde en zond zijn neef en kameraad Moeslim ibn Aqil als boodschapper naar die stad. Hij moest daar uitzoeken hoe de situatie precies in mekaar zat en hoe realistisch de plannen van de bewoners waren. Toen zijn neef in Koefa aankwam, werd hij er warm ontvangen door de mensen. Hij voelde hun passie, hun diepe verlangen naar vrijheid en gerechtigheid, naar een nieuwe revolutie. Hij ontmoette hun leiders, vurige en bekwame mensen die een sterke beweging hadden georganiseerd. Toen schreef hij een brief naar Hoessein waarin hij vertelde dat alle voorwaarden in Koefa perfect waren. Hij nodigde zijn neef uit om ook te komen en om de Moslims van Koefa te leiden in hun gewapende opstand tegen de nieuwe monarchie.

Toen Hoessein deze brief van zijn neef ontving, maakte hij meteen alles klaar om samen met zijn familie en een handvol kameraden af te reizen. Samen verlieten ze Medina, de stad van de profeet waar de islamitische revolutie destijds begonnen was, en gingen ze op weg naar Koefa. Eerst maakten ze echter een omweg via Mekka. Daar wilden ze een pelgrimstocht naar de Kaäba houden, het kubusvormige gebouw dat volgens de legende door Abraham (moge God hem vrede schenken) was gebouwd en dat later door de moslims, onder leiding van de Profeet Mohammed, was vrijgemaakt van de afgoderij van de Mekkaanse heersers. Bij die Kaäba sprak Hoessein ook de mensen toe. Hij herhaalde nogmaals dat iemand als hij zich nooit zou onderwerpen aan iemand als Yazid en dat hij liever zou sterven voor God en voor de vrijheid dan te leven voor de macht van een dictator. Iedereen die hem hoorde, wist dat de kleinzoon van de profeet heel ernstig was. Iedereen begreep dat hij er rekening mee hield dat Yazid hem zou willen vermoorden.

Wat Hoessein nog niet wist, was dat de nieuwe gouverneur in Koefa, een wrede handlanger van Yazid, ontdekt had dat de moslims een opstand aan het voorbereiden waren. Zijn spionnen hadden hem de namen verteld van de leiders van de beweging. Honderden moslims werden gearresteerd, velen van hem werden vermoord door de strijdkrachten van de staat. Tegen de tijd dat de kleinzoon van de Profeet met zijn kameraden in de stad aankwam, was de beweging van opstandige moslims in bloed gesmoord. Alle moslims die niet in de klauwen van Yazid en zijn gouverneur waren terechtgekomen, waren doodsbang geworden voor de beulen van de khalief. Ze durfden zelfs niet meer uit hun huizen komen om de leider van hun opstand, de man die ze zelf hadden uitgenodigd, te verwelkomen. Hoessein kwam aan in een stad met lege straten, met huizen waarvan deuren en ramen gesloten bleven.

Diep teleurgesteld verlieten Hoessein en zijn kameraden de stad van Ali. Aangezien ze in Koefa niet konden blijven, trokken ze dan maar de woestijn in. Niemand van hen had er een idee van hoe het verder moest. De beweging van de moslims leek volledig verpletterd door de beulen van het geld en de macht. De revolutionaire droom van eenheid, solidariteit, rechtvaardigheid en bevrijding, de kern van de beweging van de moslims, leek helemaal uitgestorven en vervangen door de nieuwe elitaire droom van rijkdom, persoonlijke status en macht. Een handvol trouwe moslimkameraden, dat leek al wat er nog overbleef van die eens zo sterke beweging die door Gods Boodschapper was gesticht. Een handvol moslims die nu wanhopig door de woestijn trokken, zonder een duidelijk doel voor ogen.

In de woestijn bij Karbala

Het leek erop dat de hele beweging nu snel vergeten zou zijn. Het zag er naar uit dat zij zelf, de familie van de Profeet en hun dichtste kameraden, zouden verdwijnen in de uitgestrekte woestijn. Het leek alsof Gods Droom van een wereld gebouwd op solidariteit, gerechtigheid en bevrijding zou verdwijnen zonder een spoor na te laten. Maar God had een ander plan met Hoessein en zijn kameraden. Zij zouden allemaal, elk op hun manier, martelaars worden, eeuwig levende getuigen van Gods Heilige Droom van gerechtigheid en vrede, van Haar Heilige pad van verzet en opstand tegen onderdrukking en tirannie. Terwijl ze door de woestijn trokken, werden Hoessein en zijn kameraden vlakbij de stad Karbala onderschept door de militairen van Yazid. De paar dozijnen moslims waren al snel omsingeld door de duizenden militairen die eisten dat ze zich overgaven aan de macht van de khalief. Maar de kleinzoon van Gods Boodschapper en zijn kameraden weigerden om te buigen voor die nieuwe monarchie. Zij waren moslims, ze bogen voor niemand anders dan God. Niemand van hen gaf toe aan de eisen van het leger.

De generaals van Yazid aarzelden. Ze hadden de opdracht gekregen om Hoessein en zijn kameraden met geweld tot gehoorzaamheid te dwingen, maar de moslims weigerden koppig om zich aan de nieuwe heersers te onderwerpen. De generaals waren bang om geweld te gebruiken, want ze begrepen dat een aanslag op het leven van de kleinzoon van Gods Boodschapper hen nog minder populair zouden maken dan ze al waren. De situatie kwam vast te zitten in een vreemde patstelling. Een handvol moslims stonden tegenover een volledig uitgerust leger van de khalief.

Doordat Hoessein en zijn kameraden door het leger van de khalief omsingeld waren, waren ze ook afgesneden van iedere bron van voedsel of drinkwater. Hun voorraad raakte snel op. Het leek er steeds meer op dat er maar twee opties meer waren: ofwel gaven ze zich over aan het leger van de khalief en aan het systeem van uitbuiting en onderdrukking dat die verdedigden ofwel zouden ze een langzame dood sterven door honger en dorst. Het leek alsof er maar twee mogelijkheden waren: leven onder de dictatuur van de nieuwe heersers of sterven in een vergeten uithoek van de woestijn, ver weg van de spotlights van de geschiedenis.

Maar Hoessein en zijn kameraden hadden door dat dit een valse keuze was. Zij waren allemaal opgevoed in de school van de Profeet Mohammed, van zijn dochter Fatima en haar man Ali. Zij wisten wat de beste van alle mogelijke opties was. Zij begrepen dat er nog een andere weg bestond. Koppig bleven ze weigeren om zich aan Yazid te onderwerpen en ondertussen groeiden de tegenstellingen tussen de officieren van de khalief. Sommigen van hen verloren hun ongeduld en wilden zo snel mogelijk overgaan tot een aanval om zo een einde te maken aan die vervelende patstelling. Anderen wilden de moslims nog wat tijd geven of met hen onderhandelen. Hoe langer het beleg bleef duren, hoe dieper die tegenstellingen werden.

Toen de meest ongeduldige officieren het niet langer uithielden en tot de aanval overgingen, kwam generaal Hor ibn Yazid Al-Tamimi in opstand tegen hun beslissing. Hij had verschillende keren geprobeerd om met Hoessein te onderhandelen en was meer en meer onder de indruk geraakt van de vastberadenheid waarmee die leider van de moslims keer op keer kalm zijn standpunt uiteen zette. Toen de andere generaals besloten om dat handvol moslims met hun militaire overmacht te verpletteren, kon Hor het niet langer met hen uithouden. Hij verliet het leger van Yazid en ging naar het kamp van de moslims om samen met hen de familie van de Profeet tegen de militairen te verdedigen. Dertig soldaten gingen met hem mee. Dertig moedige strijders wiens geweten sterker was dan de bevelen van een corrupte khalief. Met deze dertig soldaten erbij, hadden de moslims een legertje van honderd mensen. Iedereen wist dat ze militair gezien geen kans maakten tegen de 5000 militairen van Yazid. Maar Hoessein en zijn kameraden wisten dat hun overwinning veel sterker zou zijn dan om het even welke militaire overwinning ooit zou kunnen zijn.

Het begin van het bloedbad

Toen de militairen van de khalief tegen de avond van de negende dag de aanval wilden beginnen, stuurde Hoessein zijn broer Al-Abbas ibn Ali naar het vijandige kamp met de vraag om de aanval uit te stellen tot de ochtend zodat de moslims nog in alle rust het avondgebed konden bidden. Na het gebed sprak hij zijn kameraden toe en zei dat iedereen die dat wenste, vrij was om in de duisternis te vertrekken en zo te ontkomen aan een zekere dood. Niemand van zijn kameraden wilde hem echter in de steek laten. Toen bad hij samen met alle moslims die bij hem waren:

“O God!

Ik dank U dat U ons geëerd hebt
door ons een Profeet te zenden,
dat U ons de Koran hebt geleerd
en ons de juiste levenswijze hebt aangeleerd.

Ik dank U dat U ons ogen, oren,
en een hart hebt gegeven
en dat U ons hebt beschermd
tegen de vervuiling van de afgoderij.

Ik dank U dat U ons op die manier
de mogelijkheid hebt gegeven
om U dankbaar te zijn.”

 

De volgende dag besloot Hoessein om als onderhandelaar naar het vijandige leger te gaan en hen te smeken om toch maar water te mogen halen. Als teken van zijn vredevolle bedoelingen en in de hoop dat de militairen toch mededogen zouden tonen voor de zwaksten in zijn familie, nam hij zijn jongste zoon, Ali al Asghar ibn Hoessein, de kleine Ali, met zich mee. Als de khalief, zijn officieren en zijn soldaten beweerden dat ze moslims waren, dienaars van de Barmhartige en Erbarmende God, dan zouden ze toch medelijden moeten tonen met een onschuldig kind. Maar de militairen kenden geen mededogen. Ze hadden het bevel gekregen om de toegang tot het water van de Eufraat streng te bewaken. En bevel is bevel.

Om Hoessein en zijn jonge zoontje weg te jagen, schoten ze pijlen op hen af. Een van de pijlen trof de kleine Ali in zijn nek, waardoor het kindje dodelijk gewond werd. De kleine Ali was nog geen jaar oud toen hij in Karbala door het leger van de nieuwe machthebbers werd vermoord. Hij werd de jongste martelaar van deze verschrikkelijke veldslag.

Toen de leider van de moslims in tranen met zijn vermoorde zoontje terugkwam bij zijn kameraden, begreep iedereen dat met deze wrede militairen niet te onderhandelen viel. Er zat niets anders op dan zich gewapend te verdedigen tegen deze bruten. Iedereen besefte dat dit militair gezien een onmogelijke zaak was. Iedereen wist heel goed dat ze door het leger van de vijand vermoord zouden worden, dat ze hun levende getuigenis van Gods visioen van gerechtigheid, door hun dood zouden moeten bevestigen. In plaats van te buigen voor een systeem van heerschappij en onderdrukking of van de langzame dood door honger en dorst, besloten ze samen om eeuwig levend de geschiedenis in te gaan.

De meest strijdvaardige kameraden van Imam Hoessein maakten zich klaar om gewapend ten strijde te trekken. Omdat er in het kamp ook jonge kinderen en vrouwen aanwezig waren die geen enkele militaire ervaring hadden, besloten de moslims om niet te wachten tot de vijand hen daar zou overvallen. De ene moslim na de andere trok er op uit, klaar om de linies van de onderdrukker gewapend te bestormen. Allemaal wisten ze zeker dat ze vermoord zouden worden door die militaire overmacht. Maar ze vertrouwden ook allen op de belofte van God.

“En zeg niet over diegenen die gedood werden
op de weg van God dat ze dood zijn.
Nee. Ze leven, maar jullie merken dat niet.”

(Koran, Soerah Al Baqarah 2:154)

 

Zij weigerden om zich te onderwerpen aan de onderdrukkers en ze weigerden een zinloze dood te sterven als slachtoffers van die onderdrukkers. Zij werden niet gedood als passieve slachtoffers van de militaire overmacht van hun vijanden. Door zelf te kiezen om hun tegenstanders op het slagveld tegemoet te gaan, door de militairen van Yazid recht in de ogen te kijken en niet weg te vluchten van hun lot, door hun keuze om de ultieme prijs te betalen voor hun vertrouwen in de Ene, God van de Gerechtigheid, de Bevrijding en de Solidariteit, dwongen ze hun moordenaars om zichzelf te ontmaskeren en om hun ware gelaat te tonen aan de geschiedenis: het gelaat van een satanische kracht die er op uit was om de beweging voor Solidariteit, Rechtvaardigheid en Vrede te verpletteren.

Doordat ze ervoor kozen om te leven voor de Ene, God van de Gerechtigheid, zelfs als dat betekende dat ze afgeslacht zouden worden door de dienaars van de goden van macht, oorlog, hebzucht en ego, werden ze levende getuigen van hun vertrouwen in hun God. Zelfs al zou het leger van Yazid hun lichamen afslachten, hun getuigenis werd die dag onsterfelijk gemaakt.

De weg naar het martelaarschap

De eerste moslim die gewapend ten strijde trok tegen de militaire macht, was Ali Al-Akbar ibn Hoessein, een andere zoon van Hoessein. Eerst wou zijn vader hem niet laten gaan. De jonge man was nog maar achttien jaar oud. Toch wist hij zijn vader te overtuigen dat het beter was om als martelaar, als getuige van Gods Gerechtigheid, de vijand recht in de ogen te kijken dan dat hij in het kamp zou wachten tot de vijand hem zelf kwam afmaken. Toen hij zijn vaders toestemming had gekregen, ging hij afscheid gaan nemen van de rest van zijn familie. Daarna was hij klaar om zijn eigen lot in handen te nemen. Fier rechtop reed hij op zijn paard de vijand tegemoet.

Op het slagveld bewees Ali Al-Akbar dat hij zelf ook een goede strijder was. Hij sloeg moedig van zich af en versloeg zeker enkele tientallen militairen uit het leger van de khalief. Niemand durfde hem te benaderen, iedereen was bang voor hem. De achttienjarige jongen was de schrik van al die doorwinterde militairen. Oemar ibn Sa’ad, één van de officieren in het leger van Yazid, spoorde zijn troepen toen aan om deze jongeman te vermoorden: “Als Ali dood is, zal Hoessein zelf zeker niet meer verder willen leven. Ali is voor hem zijn hele leven. Dood Ali en de veldslag is gewonnen.” Toen gooide één van de militairen van op een afstand een speer die de jongen dodelijk trof in de borst. Net als zijn jonge broertje, werd ook de grote Ali door een lafaard uit het leger vanop een afstand vermoord.

Terwijl de veldslag aan de gang was, kreeg Al-Abbas ibn Ali, de broer van Hoessein, de opdracht om in het geheim toch water te halen in de Eufraat om zo op zijn minst de kinderen in het kamp te drinken te kunnen geven. Abbas was een moedige en intelligente man en hij zou gemakkelijk in staat geweest zijn om de blokkade van de rivier militair te beëindigen, maar Hoessein gaf hem de opdracht om zo weinig mogelijk geweld te gebruiken. Hij wilde het geweld niet laten escaleren. Daarom had Abbas alleen een speer en een lege waterzak mee toen hij naar de Eufraat vertrok. Toch slaagde hij erin om tot bij de rivier te komen en de zak met water te vullen. Hoewel hij bijna omkwam van de dorst, wilde hij zelf niet drinken voor hij het water bij de mensen in het kamp had gekregen. Op de terugweg werd hij echter in de rug aangevallen. De militairen hakten zijn arm af, maar Abbas ging onverstoord verder. Hij moest en zou de kinderen in het kamp te drinken geven. Toen hakten ze zijn andere arm af. Hij raapte de waterzak met zijn mond terug op en trok verder naar het kamp.

Toen schoten de militairen pijlen op hem af. Eerst werd de waterzak geraakt waarbij het kostbare water op de grond stroomde. Niet veel later raakte een pijl Abbas zelf in het oog en viel hij dodelijk gewond neer.

De martelaarsdood van Imam Hoessein

Toen al zijn kameraden één voor één door het leger van de vijand werden vermoord, besloot Hoessein om zelf een laatste aanval te wagen. Net als zijn zoon Ali Al-Akbar drong hij diep door in het vijandelijke leger en versloeg hij tientallen militairen van de onderdrukkers. Hij versloeg de elite van het leger van Yazid en veroorzaakte verwarring en chaos rondom hem. Hij stond alleen tegenover een leger van duizenden soldaten, maar heel even leek het er zelfs op dat hij dat leger zou verslaan. Niemand durfde hem te benaderen. Iedereen was bang van hem. Daarbovenop beseften alle militairen dat deze man de kleinzoon was van Gods Boodschapper, de zoon van Ali en Fatima.

Omsingeld door de beulen van de onderdrukkers riep Hoessein luid:

“Wee jullie, handlangers van de dynastie
van Aboe Soefjan ibn Harb!

Als jullie dan echt geen greintje respect hebben
voor de religie van Mohammed
en als jullie niet bevreesd zijn
voor de Dag van de Opstand,
wees dan op zijn minst nobel
in deze wereldorde,
als jullie er tenminste trots op zijn
dat jullie Arabieren zijn.”

 

Het gevecht bleef doorgaan, tot Hoessein zo zwaar gewond was dat hij even moest rusten. Het was een erezaak onder Arabieren om een gewonde vijand een korte pauze te gunnen, maar één van de militairen gooide een steen naar hem die hem hard raakte tegen het hoofd. Toen schoot een ander een pijl af, recht in de borst van de kleinzoon van de Profeet. Toen bad Hoessein tot God:

“In naam van God
en van de religie van Gods Boodschapper!
O God! U weet dat zij een unieke man vermoorden,
de zoon van de dochter van de Profeet.”

 

Toen trok hij zelf de pijl uit zijn borst, waardoor hij hevig begon te bloeden. Maar zelfs toen stopten de militairen niet met hun geweld. Iemand sloeg hem met zijn zwaard tegen het hoofd. Aangezien geen enkele militair zelf de verantwoordelijkheid durfde dragen voor de moord op Hoessein, besloten ze om hem van dichtbij te omsingelen en hem samen te doden.

Net op dat moment kwam Abdullah, de zoon van Hoesseins broer Hasan, aangesneld uit het kamp. De jongen was nog maar een kind, maar hij kon het niet aanzien dat zijn zwaargewonde oom door de beulen werd omsingeld. Hij kwam aangesneld om zijn oom te redden, maar werd zelf vermoord door de beulen van de onderdrukker. Toen een militair probeerde om Hoessein te doden, probeerde Abdullah hem met zijn jonge arm tegen te houden. Zijn arm werd afgehakt. Hoessein omarmde zijn neefje om hem te troosten, maar de arme jongen werd geraakt door een pijl en stierf in de armen van Hoessein.

Door de dood van zijn neefje was Hoessein zo verontwaardigd dat hij nieuwe moed vond. Hij slaagde erin om zijn paard opnieuw te bestijgen en om verder te vechten tegen de militairen. De beulen bleven hem aanvallen, maar hij hield stand tot het laatste ogenblik. Toen viel hij opnieuw van zijn paard en strompelde hij naar een boom die vlakbij de Eufraat groeide. Toen hij naar de rivier wou kruipen om water te nemen, kreeg hij een pijl in zijn nek.

Vlak voor hij werd vermoord, vroeg Hoessein nog om toestemming om het middaggebed te bidden. De officieren van de khalief gaven hem de toestemming en Hoessein bad zijn laatste gebed. Toen hij echter voorovergebogen zat met het hoofd tegen de grond, in de meest intieme houding van het hele gebed, werd hij verraden. Een officier uit het leger van de onderdrukker, een schurk die het niet waard is dat zijn naam hier wordt vermeld, hakte het hoofd af van de biddende Imam.

Toen nam hij het hoofd en hield dat voor iedereen zichtbaar in de lucht. Dat was het teken voor de andere militairen om het verdoofde lichaam van de Imam te plunderen en alles van waarde dat hij bij had, tot zijn kleren toe, onder mekaar te verdelen.

Het getuigenis van de overlevenden

In totaal hadden de beulen van Yazid op die dag meer dan zeventig moslims vermoord. Veel van hun slachtoffers warenfamilieleden van Hoessein. Onder hen waren er verschillende kinderen. Maar niet alle kameraden van Hoessein werden afgeslacht. Toch werden ze die dag allemaal martelaars. Het woord martelaar (shahid) betekent namelijk “getuige”. Dat vergeten we vaak. Iedere moslim die aanwezig was bij deze slachtpartij werd een getuige van het verzet van de moslims, van hun inzet voor het Goddelijk Visioen van Vrede en Gerechtigheid, Bevrijding en Solidariteit.

Zaynab bint Ali, de zus van Hoessein, overleefde het bloedbad. Samen met de andere overlevenden werd ze gevangen genomen en gedeporteerd naar de hoofdstad Damascus. Deze levende martelaars werden gedwongen om te voet te stappen van Karbala, waar hun geliefden en kameraden waren afgeslacht, naar het paleis van de heerser Yazid. Het hoofd van Hoessein werd op een stok gespietst en werd als een trofee meegedragen.

Maar door Zaynab en de anderen in leven te laten, had Yazid een grove fout gemaakt. Hij snapte niets van het mysterie van het martelaarschap. Hij had niet door dat het voor hem als dictator beter was om geen enkele getuige in leven te laten. Toen Zaynab en haar kameraden aankwamen in Damascus, begonnen ze te spreken. Ze konden niet langer zwijgen over de horror die ze in Karbala hadden meegemaakt. Overal waar ze de kans kregen, vertelden ze het verhaal van de wreedheden die werden aangericht om het verzet tegen de nieuwe heersers de kop in te drukken. Overal spraken ze over hun familieleden en kameraden die door de militairen wreed werden vermoord. De rest van hun leven bleven ze dit verhaal, de ultieme ontmaskering van het regime van Yazid en zijn handlangers, vertellen aan iedereen die het maar wilde horen.

En hun getuigenis was niet tevergeefs. Heel veel moslims waren verontwaardigd en kwaad toen ze hoorden over het bloedbad bij Karbala. Over heel het rijk van Yazid kwamen mensen in opstand. Abdullah ibn Al-Zubayir, een neef van Hoessein en een populaire leider van het moslimverzet, riep de mensen in Mekka op om zich te verzetten tegen de macht van de nieuwe heersers. Al snel kreeg hij steun van de bevolking van Koefa, die zich diep schaamden omdat ze Hoessein in de steek gelaten hadden. Overal waar ibn Al-Zubayir en zijn rebellen langskwamen, flakkerde het vuur van de opstand op. Overal waar zij vertelden over de wrede manier waarop de lichamen van de moslimhelden in Karbala werden vermoord, kwam hun opstandige geest tot leven in het steeds heviger verzet tegen de heersers. Zo slaagden ze erin om Mekka en Medina, Irak en hele delen van Syrië en Egypte te bevrijden. De macht van de monarchie wankelde.

De opstand geleid door Abdullah ibn Al-Zubayir was slechts de eerste in een hele rij. Met de moord op de lichamen van Hoessein en zijn kameraden, hadden de militairen van de nieuwe heersers de geest van die rebellen bevrijd. Nu deze opstandige geest niet langer gebonden was aan sterfelijke lichamen, kon die overal mensen inspireren om zelf in opstand te komen, om zelf te strijden voor hun eigen bevrijding. Sinds die dag hebben de heersers in de moslimwereld geen ogenblik rust meer gekend. Steeds opnieuw werd hun macht uitgedaagd en hun heerschappij bedreigd door opstandelingen die begeesterd waren door het voorbeeld van Hoessein en zijn kameraden.

Vanaf het moment dat Zaynab en de andere overlevende getuigen het verhaal over het martelaarschap van hun geliefden begonnen te vertellen, heeft de verontwaardigde stem van de gerechtigheid niet meer gezwegen. Zij waren slechts eersten in een lange keten van vertellers die, generatie na generatie, het verhaal van Karbala opnieuw doorgeven. Zij waren de pioniers van een beweging van vertellers, zangers, theologen, dichters, imams, schilders… die het verhaal keer op keer op hun eigen manier opnieuw vertelden. De stem van de opstandelingen kan nooit tot zwijgen worden gebracht. Gisteren, vandaag en morgen, terwijl miljoenen moslims het martelaarschap van Hoessein en zijn kameraden herdenken, voegen we weer een nieuwe schakel toe aan deze keten. Iedereen weet waar deze stroom van vertellers zal uitmonden. Iedereen weet dat ooit, op de Dag van de Opstand, de macht van de uitbuiters en de onderdrukkers voorgoed gebroken zal worden. Yazid en zijn militairen hebben de lichamen van Hoessein en zijn kameraden vermoord bij Karbala, hun getuigenis en hun geest is echter nog springlevend in ons en in onze strijd. Compañero Hoessein ibn Ali,
Presente para siempre!

Hasta la Victoria!